PANG! Een tractor dendert langs me heen en mijn achterwiel slipt onder mij vandaan.
KLABAM! Als door een wonder beland ik op deze herfstige nazomerdag niet onder een groot trekkerwiel, maar tussen de margrieten in een greppel. Geschrokken maar geheel intact klauter ik van de fiets. Nou moe, mijn hart klopt tegen mijn huig! Een klapband en niet zo’n kleintje ook.
Ik haal het achterwiel uit mijn fiets en ben gewoon verbijsterd. Jéétje, wat een gat zit er in dat canvas! Die band is volledig naar de gallemiezen. Hoe kom ik daarmee thuis? Nou… niet. De dichtstbijzijnde fietswinkel is – ehm – zes kilometer lopen. Ja daag, ik ga niet dat hele eind naast mijn fiets lopen. Bovendien ben ik al in het rijke bezit van een nieuwe buitenband. Thuis.
Hup, aan de slag. Binnenband eruit, nieuwe erin en pompen. Hoe ik ook mijn best doe, ik krijg maar niet genoeg lucht in de band. Al die tijd staart dat grote gat in mijn buitenband me aan. Een kwikstaartje hipt nieuwsgierig dichterbij. Zou er iets met mijn ventiel zijn? Ik trek ’t eruit. Pffffft doet de band. Weg kwikstaartje. Niets te zien aan dat ventiel, maar ja, daar heb ik ook nog nooit een studie van gemaakt. Ventiel er weer in, pompen. Nee hoor, lukt niet. Jasses, wat nu?
Moet ik nu echt Een Man om hulp gaan vragen?
In de verte ontwaar ik een wielrenner (let op: ik gebruik die term losjes).
“Heb je hulp nodig? Zal ik eens pompen?” vraagt hij galant, nog voordat ik mijn mond open heb kunnen doen.
“Ja, graag,” murmel ik. (“Zo dan,” zou de Thuisman roepen, “dat wil je anders ook nooit!”)
Verwachtingsvol zie ik hoe Meneer de Wielrenner zijn spierballen laat rollen. Hij heeft er zichtbaar moeite mee. Wat mij weer iets meer tevreden stemt. Hij pompt en pompt… Geniepig piept een bobbel binnenband door het rubber van de buitenband.
“Hmm. Dat wordt toch lopen naar de fietsenmaker in Oudewater,” zegt de krachtpatser verslagen.
“Ja… nee, dus. Echt niet,” bok ik eigenwijs. Ik pak een reepje van een verlepte binnenband uit mijn zadeltasje, vouw het rubber open en bind het om de buitenband en de velg. Platte knoop erin, klaar.
Nou?
Bedenkelijk kijken we elkaar aan. Hij pompt de band nog wat harder op.
En KLABAM! Het lukt!
“Toch wel slim,” geeft Meneer de Wielrenner toe, wijzend naar dat knoopje. Ik word er nog net niet verlegen van. “Heb ik niet zelf verzonnen, hoor,” beken ik. “maar gelezen in een boek van Frank van Rijn.”
“Ah ja,” knikt hij bij het horen van de naam van de wereldfietser. Blijken wij onverwacht nog een gemeenschappelijke ‘kennis’ te hebben.
“Die fietsenmaker haal je nu ook wel,” grinnikt hij overtuigd. Ik bedank hem vriendelijk. Ik red het nu niet alleen tot aan de fietsenmaker, maar zelfs tot aan mijn eigen voordeur! Zo zie je maar weer: laat je nooit voor één gat vangen. Hooguit voor twee. KLABAMBAM!

bron: pixabay.com 1578341