Aan de ontbijttafel vraagt zijn vrouw of er nog iets spannends op de planning staat op het werk. Even twijfelt hij, maar dan meldt hij toch nonchalant dat er vandaag een ‘nieuwe’ begint.
Hij ziet de verandering in haar gezicht. Ze staat op scherp.
“Is het een man?”
“Weet ik niet.”
“Natuurlijk weet je dat niet… Het is dus een vrouw!”
Oh nee. Hij hoort sarcasme in haar stem.
Ze snuffelt in zijn nek.
“Dat luchtje had ook wel wat minder gekund. Als je wilt dat ze voor je valt, is verdoven met parfum inderdaad de beste optie.” Ze moet er zelf kort om lachen.
Hij staat op. Kust haar op de wang en pakt zijn jas. In de gang doet hij nog even zijn stropdas goed. Voor hem is allang duidelijk hoe haar dag er vandaag uit gaat zien. En ook welke invloed dat op zíjn dag zal hebben.
Waarschijnlijk gaat ze zo roepen dat ze mee wil rijden. Het is voor haar dan immers nog maar een klein stukje lopen naar haar werk. Hij verwacht meerdere onzintelefoontjes. Even vragen hoe het allemaal gaat. Wat zullen we vanavond eten, schat? Of ze vertelt met veel poespas dat ze zich ‘gewoon verveelt’. Maar onder normale omstandigheden verveelt ze zich nooit op het werk; meestal – als ze er al iets over loslaat – gaat het over de gigantische lading werk die voor haar neus ligt. Maar nu is geen normale omstandigheid.
En dat is allemaal niet zo heel erg, ware het niet dat hij op zijn werk zijn mobiel op geluidloos heeft staan en zij geen rechtstreeks intern telefoonnummer heeft. Dan krijgt ze dus eerst een collega aan de telefoon. Die collega vraagt ze vervolgens tien minuten lang het hemd van het lijf over zíjn gedrag van vandaag. En natuurlijk gaat ze ook de ‘nieuwe’ even heel onopvallend (vindt ze zelf) bespreken.
Gevolg: de rest van de dag is hij – alwéér – het onderwerp van spot op de werkvloer. En natuurlijk maken zijn collega’s grapjes en houden ze zich niet in als de nieuwe medewerkster erbij komt staan. Vooral niet omdat zijn vrouw aan de telefoon de zoveelste opmerking zal plaatsen over zijn aftershave. Onder het mom van een grapje.
“Ach, dat moet toch kunnen, schat,” zal ze zeggen als hij er ’s avonds over begint, “ze weten toch wie het zegt? Ik ken jouw collega’s al zó lang!”
Ja, ze kent zijn collega’s. En nog erger: zij kennen haar. Niet alleen haar gezelligheid op feestjes en haar attente kaartjes als iemand langdurig ziek is, maar zéker ook haar ziekelijke jaloezie en achterdocht.
Hij zal haar niet meer uitleggen dat hij alle opmerkingen ondergaat als een boer met kiespijn. Dat de jongens na het eerste telefoontje al weddenschappen afsluiten over wat ze deze keer voor een lekkers mee gaat nemen om hem tijdens de lunch spontaan te ‘verrassen’. Oftewel: te ‘controleerchecken’, zoals ze het op kantoor al noemen.
En als hij haar na het werk dan weer ophaalt, onderwerpt ze hem in de auto aan een kruisverhoor. Dan zal hij haar wederom zeggen wat ze wil horen.
“Lieverd, je hebt haar toch zelf gezien?” Daarmee begint het verhoor. Als altijd.
En hij antwoordt braaf. Als altijd.
“Ja, ze heeft een mooi lijntje. Als je daar van houdt, tenminste. Maar ik heb liever iets om vast te pakken, daarom ben ik toch bij jou? En NEE, je bent níét dik, je bent goed gevormd.”
Dat laat hij dan even bezinken, om doelgericht te vervolgen met: “Bovendien is ze nog écht een meisje, daar valt sowieso geen zinnig gesprek mee te voeren.”
Uiteindelijk eindigt de dag zwijgend naast elkaar op de bank. Mocht hij haar proberen aan te halen, dan trekt ze zich terug in haar hoekje onder de deken. Met zíjn ontgrendelde telefoon in haar handen.
Na een paar dagen zal ze zoals gebruikelijk weer ontdooien. Maar pas nadat hij ontelbare keren heeft bevestigd dat zij echt, echt, écht de enige voor hem is. Ze zal sorry zeggen en zich halfslachtig verdedigen.
“Ik zag toch hoe ze naar jou keek? Maar ik vertrouw jou wel.” Om er even later zachtjes aan toe voegen: “Ik vertrouw háár gewoon niet.”
Daarmee is de kous dan voorlopig weer af. Ja, zo gaat het zijn. Dit is niets nieuws. Dit heeft hij al zo vaak meegemaakt. Op het werk, met nieuwe partners van zijn vrienden, sportmaatjes etc. Gedoe. Hij heeft er geen zin in.
Terwijl hij zijn jas in de hal dichtritst, wacht hij op het geluid van haar stem. Lang duurt het niet. Daar klinken de poeslieve woorden al uit de woonkamer:
“Schat, zal ik vandaag met jou mee rijden naar kantoor?”
Zijn schouders zakken omlaag. Hij zucht diep en wacht een seconde of wat.
“Natuurlijk liefje. Gezellig!”
Het eerste deel van ‘het verrotte leven van de man van’ kun je >> hier << lezen!