‘Laatst gezien: vandaag om 18.33’ Dus hij was een paar minuten geleden nog online, dacht ze. Had hij dan niet even een appje kunnen sturen om te vragen waar ze was. Het interesseert hem gewoon niet meer. Ze slikt, knippert twee keer met haar ogen en kijkt naar haar dochters. Ze eten bij een vriendin. Zij paste toch al op de twee zieken en vroeg of ze mee wilden eten.
“Papa is vandaag pas laat thuis,” had ze haar dochters verteld. Haar vriendin had ze ook niet wijzer gemaakt. Ze wilde het liefste doen alsof gisterenavond niet gebeurd was. Er was ook maar weinig gebeurd. Hij had een bom gedropt en was vanochtend in alle vroegte naar zijn werk gegaan zonder een woord te zeggen.
Na haar wandeling met de hond kwam ze in een zo goed als donker huis thuis. Het was er stil. De hond zocht gelijk zijn mand op. Zij wist niet goed wat ze wilde doen. Het liefst was ze naar boven gestormd en had ze hem door elkaar geschud, geschreeuwd. Ze had hem willen vragen wat hem bezielde. Wist hij wel wat zij had opgeofferd? Haar baan, haar vrijheid, haar figuur.
Voor hem. Ook voor haar drie dochters natuurlijk. Maar vooral voor hem. Hij kon nog alles doen waar hij zin in had. Hij hoefde geen stapje terug te doen op zijn werk, hij bleef gewoon sporten en stappen met vrienden. Zij loste alles wel op, zij regelde het thuis wel. Ze mocht alles van hem doen, zei hij altijd. Dat waren loze woorden. Als ze iets met hem wilde bespreken over de planning dan was hij moe. Als hij al luisterde dan was hij afwezig en antwoordde hij altijd met: “Als jij denkt dat dat het beste is, schat.” Daar had ze toch helemaal niets aan.
Hij had een biertje gedronken. Rustig een biertje gedronken. Alsof er niets aan de hand was. In gedachten zag ze hoe hij op de bank had gezeten. Het flesje in zijn hand. Voeten op de salontafel met zijn schoenen natuurlijk nog aan, zoals hij altijd deed. En maar eindeloos zappen, totdat hij er genoeg van had. Het lege flesje stond nog op tafel, het dopje lag er naast. Die kon zij dan weer opruimen. Ze drukte het dopje hard in haar hand tot het pijn ging doen. Met haar wijsvinger wreef ze over de afdruk die de kartelrand had achter gelaten.
Ze deed de schemerlamp uit, zette het flesje in de keuken en ging naar boven. De meiden lagen rustig te slapen, ze kuste ze alle drie. Hij lag op zijn zij, zo ver mogelijk aan zijn kant. Hij sliep niet. Hij deed alsof. Dat merkte ze aan zijn ademhaling. Ze had geen zin meer om te schreeuwen. Ze had nergens meer zin in. Ze ging aan haar kant liggen met de rug naar hem toe en sloot haar ogen.