Ik ben niet gezegend met groene vingers. Verre van dat. Terwijl ik wél heel erg gesteld ben op zeer weelderige bloementuinen. Die van ons is noodzakelijkerwijs geheel betegeld. De rest heeft namelijk óók geen groene vingers. Het enige groen wat je bij ons ziet, is de ligusterhaag op links en frontaal de klimop tegen de muur van de schuur. En overal: het onkruid tussen de klinkers.
In een rijtjeshuisachtertuin op het zuiden fik je, boven de 15 graden, al snel weg. Het wordt daar al gauw ruim 5 graden warmer. En het is er ook opvallend vaak tamelijk windstil. Dat maakt het nóg eens bijna 5 graden warmer. Dat houdt geen mens vol. Ook niet onder een zonnescherm met je voeten in een teiltje koud water en een halve liter snel lauw bier.

bron: pixabay.com
Ik droom er wel eens zó in goeden doen te geraken, dat ik me wekelijks een tuinman kan permitteren. Die des zomers, desnoods met ontbloot bovenlijf, plant, knipt, snoeit en maait. En dan natuurlijk ook een véél grotere tuin, met een huis waar je riant omheen kunt lopen. Liefst wit gepleisterd met rode dakpannen. En in het midden een donkergroene, glimmend gelakte voordeur met aan de ronde bovenkant zo’n ruitje waarop een lavendelkrans hangt. Met erboven zo’n gietijzeren lantaarn.
En daarnaast aan iedere kant dan twee roede verdeelde raampjes. Met halverwege van die gehaakte gordijntjes met een rozenpatroon. Zó’n huis. En vooruit: óók een schoorsteen! Voor het beeld. En voor de houtkachel. Of de open haard. Die ik helemaal niet aan durf te steken. En de rest van het gezin ook niet. Allemaal vuurvrees. We barbecueën zelfs nooit.

bron: pixabay.com
Maar zo’n tuin met in het midden een oude kastanjeboom. Zodat er altijd natuurlijke schaduw is. En ook een ritselend briesje. Met rondom de knoestige, eeuwenoude stam, van toch wel minstens anderhalve meter doorsnee, zo’n lief houten bankje. Waar je dan ’s avonds gezellig op kan zitten mijmeren. Met iPad. Zónder vuurkorf. In een lange, gebloemde jurk. Blote voeten in het gras.
Ook de pot in de voortuin staat er weer droevig bij, constateer ik treurig. De winterharde viooltjes bleken niet zomerproof. Toch jammer.
Ik heb dikke vingers, dat dan weer wél. Maar daar heb je niet zoveel aan. Ik typ met 2 vingers, heel dikke exemplaren. En ik ben véél langer bezig met corrigeren dan met schrijven. Ooit heb ik eens een typcursus gevolgd en daar leerde je om het met 10 vingers tegelijk te doen. Dat voelde bijzonder onnatuurlijk. Als gedwongen handenatletiek. Zodra ik het o zo handige diploma op zak had, ben ik weer opgelucht met 2 vingers verder gegaan. Heel arbeidsintensief. Maar zóveel fijner. En ik ambieerde toch geen kantoorfunctie.
Misschien ben ik dan tóch meer een mens voor een balkonnetje. En een pen.