“Een vrouw is net een poes, je moet gewoon geduldig wachten. Dan komt ze op een dag vanzelf op je schoot liggen,” beweerde hij serieus.
Ik twijfelde meteen. Betekende dit dat hij een geduldige man was, die jarenlang reikhalzend had uitgekeken naar het klaaglijke gemiauw van die ene speciale vrouw? Of bespeurde ik hier luiheid, een laissez-faire attitude; dat hij het wel best vond, zolang er maar af en toe een spinnende stoeipoes op zijn schoot kroop?
Ik wist het eigenlijk niet, maar toen ik op een dag na een fikse regenbui als een verzopen kat voor zijn deur stond, en hij grijnzend opendeed met een paar klauwende tijgerpantoffels aan zijn voeten, gaf ik hem het voordeel van de twijfel. Zijn schoot was warm, zijn handen strelend en de door hem gezette kop koffie was geruststellend roestbruin.
Als een eigenzinnige kat zwierf ik door mijn eigen leven. Zo af en toe sprong ik naast hem op de bank. Langzamerhand begonnen we een beetje op elkaar te lijken. Twee zwerfkatten op een zetel, die niet meer op jacht gingen naar moeilijk te vangen prooien, maar die samen luierden en luisterden naar wat vrolijk getjilp op de televisie. Aan mijn voeten droeg ik inmiddels een paar slippers met tijgerprint.
Hij zei nooit zoveel. Maar wanneer ik sprak, luisterde hij altijd geboeid. Soms herhaalde hij langzaam mijn laatste zin.
“Ja, precies, dat bedoel ik!” reageerde ik dan tevreden. “Jij snapt altijd exact wat ik wil zeggen!”
Maar na verloop van tijd merkte zelfs ik dat hij spiegelde. Hij herhaalde zo nu en dan letterlijk mijn woorden, waarschijnlijk met als doel mijn vertrouwen en empathie te winnen. Ook spiegelde hij onopvallend mijn bewegingspatroon. Als ik onderuit op de bank was gezakt, zakte hij met me mee.
En als ik dan rechtop schoot, popelend mijn verhaal te vertellen, boog hij zich naar me toe.
“Je spiegelt!” beschuldigde ik hem. “Ik dacht dat mannen niet graag voor een spiegel staan?”
“Wel als er een mooie vrouw in te zien is,” ontweek hij mijn vraag, zoals altijd weer op een uiterst charmante manier.
“Je aapt me na,” beschuldigde ik hem. “Er staat een aap in mijn spiegelbeeld.”
“Nee hoor, een kater die jou liefdevolle kopjes geeft.”
Hij zuchtte. “Misschien heb je gelijk, maar ik ben een man. Mannen vinden emoties nu eenmaal lastig. Door te spiegelen delen we heel gemakkelijk dezelfde emoties. En door samen emoties te delen, raak je met elkaar verbonden. Valt het je niet op dat we nauwelijks meningsverschillen of ruzie hebben? Het spiegelen heeft dus zeker wel zo zijn voordelen.”
Ik dacht er even over na en kriebelde hem in zijn nek. Meteen spiegelde hij non verbaal overlangs, boog zich naar voren en kuste me teder in mijn hals. Ik sloot mijn ogen en genoot.
“Emoties als opwinding schijnen zelfs besmettelijk te zijn,” fluisterde hij plagerig in mijn oor.
“Slaperigheid ook!” Ik spiegelde plagend terug door aanstekelijk te gapen.
Het was een gemakkelijke formule. En eigenlijk komt non-verbaal spiegelen best wel vaak voor. Het heeft inderdaad ook wel zijn voordelen. Wanneer een man zich volledig in de aanblik van zijn geliefde verliest, zal hij al spiegelend vanzelf haar bewegingen volgen. Voortaan geen eindeloos gefriemel meer op ongevoelige plekken, die geadviseerd worden in misleidende mannentijdschriften. De vrouw wijst hem indirect, uiterst subtiel en non-verbaal de weg.
Ook zou je irritaties over aankopen kunnen ontlopen door simpelweg te spiegelen. Je koopt een overhemd voor hém, en je krijgt die felbegeerde jurk van hem terug. Ineens is de aankoop niet meer overbodig, terwijl je die jurk eerlijk gezegd niet nodig had.
We zagen elkaar steeds vaker. Steeds dichter stond hij voor de spiegel, waardoor uiteindelijk de spiegel door zijn wasemende ademhaling besloeg. We groeiden uit elkaar. Door de totaal beslagen spiegelruit kon hij niet meer zien, wie hij zelf werkelijk was.

bron: pixabay.com