Vol ongeloof staar ik naar de enorme stapel Valentijnskaarten, die ik zojuist heb ontvangen.
“Waarom heb jij mij zoveel kaarten gestuurd?” informeer ik verbaasd.
“Dat heb ik niet gedaan, die zijn niet van mij,” ontkent mijn vriend. “Ik heb jou maar één kaartje gestuurd.”
“Laat me raden, dan zal deze vast en zeker door jou zijn geschreven?”
Met een vies gezicht gris ik een nog vochtig bierviltje tussen de andere kaarten uit. Daarop staat in zijn onmiskenbare handschrift geschreven:
Soms gaat het zus,
soms gaat het zief…
maar je weet,
ik heb je altijd lief.
“Ja, die is van mij,” reageert hij verrast. “Hoe weet je dat? Er staat toch geen afzender bij?”
“Wat vind je trouwens van mijn gedicht?”
“Hmm, niet slecht als beginnend romanticus,” probeer ik hem vooral niet te ontmoedigen. “Best wel een aardig gedicht. En ook nog eens geparfumeerd met een odeur van verschaald bier. Origineel, hoor. Hoe verzin je het?” Hij kijkt ietwat bedremmeld.
“Maar goed, van wie heb ik dan al die andere kaarten gekregen?” Nieuwsgierig werp ik een blik op de overige kaarten.
“Nou ja, jij klaagde laatst dat je nooit een Valentijnskaart krijgt. Dus toen ik gisteren met een paar vrienden in de kroeg zat, schoot het me ineens te binnen dat het bijna Valentijnsdag was.
‘Nog effe een kaartje voor mijn meissie schrijven,’ zei ik nog tegen mijn maten. Maar ze vonden mijn tekst helemaal niks. Ze beweerden dat ze dat zelf veel beter konden. Dus ik daagde hen uit: ‘Laat dan maar eens zien dan!’ Nou, die gasten kregen al snel flink de smaak te pakken. En er hing toevallig zo’n rek van Boomerang, met al die gratis kaarten, dus dat kwam mooi uit.”
Nieuwsgierig graai ik in de stapel. Op de eerste kaart die ik eruit vis, staat met vette letters “OUWE TAART” op de voorkant geschreven.
“Je moet natuurlijk niet op de voorkant letten,” benadrukt mijn vriend met klem. “Het gaat uiteraard alleen om de geschreven boodschap op de achterkant.”
“Oh, oké. Gelukkig.” Verwachtingsvol draai ik de kaart om en lees:
Soms lief, gaat het zief,
en soms gaat het zus…
maar je weet,
ik heb je altijd lief.
Kus.
“Maar dat is hetzelfde gedicht!”
“Nee hoor, andere volgorde!” verbetert mijn vriend. “En ook nog een extra kus. Een goede poëet weet namelijk, dat de volgorde of een kleine toevoeging in een gedicht van zéér groot belang kan zijn. Hier, pak nog maar eens een kaart,” spreekt hij me bemoedigend toe.
Ik twijfel tussen een kaart, waarop de tekst ‘Waar was ik zonder jou’ en een andere kaart waarop ‘FUCK’ is geprint. Maar wanneer ik onder de eerste tekst een afbeelding van kledinglabel met een wasvoorschrift ontdek, kies ik toch maar voor de Fuck-kaart.
Lief, zief, kus.
“De kwaliteit van het gedichtje holt achteruit,” stel ik teleurgesteld vast.
“Nee, joh, dat moet je heel anders zien! Schrijven is vooral schrappen, hè. Weglaten. Dat is ook een belangrijke regel wanneer je iets moois wilt schrijven: al het overbodige eruit slopen.”
“Nou, als dat ook voor mijn Valentijnskaart geldt, kom ik er dit jaar karig vanaf,” mompel ik teleurgesteld.
“Welnee… Niet zo negatief! Nog een laatste kaart?” Mijn lief houdt me uitnodigend drie kaarten voor de neus met verschillende afbeeldingen. Ik mag kiezen uit: ‘Constant overspannen types zijn tenminste stabiel’, ’schatje patatje’ of ‘typisch geval van jammer’.
Ik vind ze allemaal niks en gris een andere kaart van tafel. ‘Dit zegt meer dan 1000 woorden’, lees ik – hardop – op de voorkant. “Ik neem deze, dit klinkt toch nog nét iets romantischer.”
“Oh ja, da’s een hele goeie!” weet mijn lief zich ineens te herinneren. Nieuwsgierig draai ik de kaart om.
…. … …. …..
“Zie je wat ik bedoel?” glundert mijn lief. “Echte liefde heeft helemaal geen woorden nodig.”

bron: pixabay.com 1805900