Stevig omklemt Willem de kom met twee handen. De inhoud is het predicaat soep onwaardig. Het is weinig meer dan bouillon met een sliertje verlepte groente maar het is in elk geval warm. Wie weet heeft een bewaker erin gepist of gespuugd – daar worden iedere dag grappen over gemaakt – maar dat zoeken ze in zijn buik maar uit.
Voor de zoveelste keer vraagt hij zich af hoe het zijn vrouw en kinderen vergaat. Het is een droefenis die zwaar op hem drukt. Hij wil Geertruida zeggen dat alles goed komt. Eens, wanneer Nederland weer bevrijd is, in hun gezamenlijke toekomst. Alleen heeft hij geen toekomst, want binnenkort wordt hij naar de D-gang gebracht. Daar mag hij in zijn laatste uren contact met andere gevangenen hebben. Om te praten en te zingen. Te huilen, en te bidden. Wie weet een brief schrijven naar familie. En dan wacht hen de volgende ochtend de fusillering op de Waalsdorpervlakte. Ondanks de warme bouillon rilt Willem in zijn dunne gevangenishemd
Op de gang klinken zware voetstappen. Grendels van deuren worden verschoven en zo te horen van iedere cel in zijn blok. Wat is er zo belangrijk dat de bezetters tijdens schafttijd overgaan tot actie? Vertel hem niets over Duitse Pünktlichkeit! Willem hoort geschreeuw, drinkt snel de soep op en juist als hij de kom op de grond zet, zwaait zijn celdeur open. ‘Mitkommen!’
Op de gang schieten Willems ogen heen en weer. Samen met zeven andere gevangenen wordt hij gedwongen tussen bewakers met geweren door diverse gangen te lopen en tot hun verbazing worden ze buiten de gevangenismuur gebracht.
Gretig vullen Willems longen zich met frisse lucht.
Verbluft door de onverwachte wending kijken de gevangenen elkaar aan. Ze zijn allemaal gearresteerd vanwege illegale activiteiten in het verzet. Van de verspreiding van illegale kranten en het drukken van extra voedselbonnen, tot het vernietiging van gemeentearchieven aan toe.
Ze worden niet lang in spanning gehouden.
Een onbekende die door een Duitser onder schot wordt gehouden, roept na enig aandringen: ‘Handen achter het hoofd! Opstellen in een lange rij en meelopen!’ De gevangenen doen wat hen gesommeerd wordt. Het is een hele optocht die langs de gevangenismuur voort stapt. Met tegenzin roept man: ‘Halt houden en met de rug tegen de muur gaan staan!’ Onderling wisselen verzetsstrijders nerveuze blikken. Wat staat hen te wachten? Worden ze nu hier ter plekke gefusilleerd?
Een aantal Duitsers komt van de tegenovergestelde richting aanlopen. Ze hebben een verbeten trek om de mond; ze zijn niet bij het leger gegaan om emmers te sjouwen. In de gaten gehouden door zwaarbewapende moffen krijgt iedere gevangene een emmer sop en een boenborstel aangereikt.
‘Omdraaien en schoonmaken!’ De verzetsstrijders draaien om. Even staan ze daar onbeweeglijk. Er valt een korte, betekenisvolle stilte, die overgaat in instemmend gemompel en daarna in een luid gejuich. Op de muur van de Scheveningse gevangenis staat met grote letters gekalkt:
“In deze bajes zit geen gajes, maar Hollands glorie, potverdorie!”
Hun gejuich wordt onmiddellijk afgestraft – ook Willem krijgt klappen – maar het is ’t waard. Na het schoonmaken zal de tekst verdwenen zijn maar als een fluisterend vuurtje alle gevangen bereiken en extra kracht geven. OZO*
(* Oranje Zal Overwinnen)

bron: pixabay.com 3460021