Mijn moeders trots stond wegens plaatsgebrek niet in huis, maar tweehoog achter op ons balkon. Een enorme joekel van een wasautomaat, waar mijn vader een houten bekisting omheen timmerde, zodat het apparaat de echte Hollandse winters kon trotseren.
Tevreden draaide mijn moeder kleine en grote wasjes in haar wasmachien.
In mijn kinderogen was dat apparaat maar een saaie doos. Nee, dan dat ding wat er naast stond: een handwringer! Je stopte een natte lap wasgoed tussen twee rollers, draaide aan een grote hendel en al het water stroomde eruit. Als je niet uitkeek, liep het water in een stroompje langs je arm naar beneden en via je benen zo je schoenen in. Oh, dat geklieder! Maar ja, ik mocht er alleen maar naar kijken en aankomen niet. Die droger moest en zou ik dus een keer uitproberen.
Als ik de kans kreeg.
Eindelijk: mijn moeder stond te kletsen met een buurvrouw, en ik glipte stiekem het balkon op. Verdorie, zag ik mijn kans schoon, viel er niets te wringen… Nergens wasgoed of een vieze, oude dweil te bekennen. Maar wacht eens, daar hingen mijn moeders rubberen sophandschoenen. Gretig graaide ik er eentje van de drooglijn en hield ‘m tegen de rollers van de wringer.
Het draaien viel nog best tegen; ik had allebei mijn handen nodig om dat ding op gang te krijgen.
Vreemd, wat zag die handschoen er raar uit. Opzwellen, niet normaal! Maar nu ik eenmaal aan het wringen was, zou ik blijven draaien ook. Steeds groter en boller werd de handschoen totdat hij -pang! – uit elkaar knalde. Eén blauw stukje vinger bleef slap tussen de rollers hangen. Van schrik zette ik het op een brullen.
Mijn moeder gooide de balkondeur open en aanschouwde wat voor vreselijks ik had gedaan. Ik kreeg een pak voor mijn broek en moest voor straf op mijn ijskoude kamertje gaan zitten. Ik mo-hocht ook nooi-hooit wat…
Wat me wel tevreden stemde, was dat mijn Broertje, de arme stakker, ook niets mocht. Eens deed hij zijn uiterste best om op hetzelfde balkon onze zinken vuilnisemmer in de fik te steken. Hij was er na veel moeite eindelijk in geslaagd om dat ding aan het walmen te krijgen, toen mijn moeder onraad rook en polshoogte kwam nemen. Nou, nou, de afdruk van mijn moeders pantoffel staat nu nóg op mijn broer zijn billen. Terwijl die degelijke vuilnisbak amper wilde branden en alleen maar lullig rookte. Dat hoefde mijn moeder toch niet zo op te blazen?
Wij hebben het in ieder geval geprobeerd; dat pakt niemand ons meer af.