Ik ga maar weer eens een paar taboes doorbreken: laten we het hebben over hoofdluis. Helaas treft deze ellende niet alleen kinderen.
“Het haar van een vrouw is haar kostbaarste sieraad.” Zo begint een boekje wat ik veelvuldig aan mijn kinderen heb voorgelezen. En het is waar. Mijn haar is mijn trots. Ik ben dolgelukkig met mijn krullen. Die heb ik al sinds mijn ukkie-zijn en hoop ik nog lang te houden.
Mijn jongste dochter heeft momenteel luizen. Gisteren heb ik er nog 2 uitgekamd. Maar, gelukkig heeft ze kort haar en niet zo’n weelderige bos krullen als ik. ‘Mama, dat is zielig als je die doodmaakt!’ *zucht*
Ik heb altijd wel jeuk op mijn hoofd maar dat wordt veroorzaakt door psoriasis (hé, daar is taboe nummer 1!). Jasses? Ja, jasses. Jeuk, witte schilfers op mijn hoofdhuid (lijkt op roos, maar is het niet) en ik heb er soms last van. Maar goed, ik leer daarmee leven; er zijn ergere dingen. Maar de jeuk die ik na een nacht met losse haren slapen in mijn nek voelde, was opvallend.
Ik bedacht me die heerlijke zondagochtend maar even de luizenkam pakken. Oh, nee hé.
Ja hoor.
1 luis.
Ik. Heb. Luizen. Neeheee! (je verwacht het niet, maar dit is taboe nummer 2)
Huilen in de badkamer. En natuurlijk is het zondag, dus alle winkels in ’t dorp zijn dicht. Ik app mijn ex om te vragen of hij nog anti-luis shampoo heeft, aangezien onze jongste pas is behandeld. Terwijl ik al ons beddengoed en 738.302.271 knuffels van het bed van mijn jongste in de wasmachine prop, hoor ik de brievenbus. Hij is het komen brengen, de engel.
Mijn haar pluist als een gek, ik ruik naar tandpasta – want eucalyptus – en ik moet mijn haar op een knot dragen de komende weken. Maar het ergste is het kammen. Het ellendige kammen door dat lange haar van me, wat eerst een mooie bos krullen was maar nu gedegradeerd tot een poedel die te lang in een vochtige ruimte heeft gestaan. Ik haat luizen!