Nederland doet massaal ommetjes. Sinds vitamine D bekend geworden is als weerstandsweldoener en anti-Corona-middeltje, moet iedereen verplicht naar buiten. Want de D-druppels in de apotheek zijn na dat nieuws vanzelfsprekend al lang en breed uitverkocht.
Dus luidt het devies: wandelen tot je erbij neervalt! Oftewel: ommetjes maken. Een en ander heeft zelfs geleid tot de “Ommetje App” van de hersenstichting. Want ommetjes zijn hartstikke goed voor je duffe, in deze binnenblijfmaatschappij half weggerotte harses. Zuurstof móét.
Nu heb ik die app niet, maar ingeslapen ben ik inmiddels wel. Zo duf als een konijn. Daarom heb ik vanochtend ook maar eens de zevenmijlslaarzen aangetrokken. Eens kijken hoe hier in Oostenrijk de wereld van de ordinaire ommetjesmens eruit ziet.
Nou, niet dus. Eenmaal op pad is er geen normale zuurstoftanker of ommetjesmaker te bekennen. Een hoop Spaziergänger, dat wel, maar enkel mensen met een van de drie valide alibi’s voor een noodgedwongen wandeling:
1. Hond(en)
2. Sportoutfit
3. Kinderwagen met pre-peuter.
Ik heb geen hond. Ook geen baby. En ik heb een bloedhekel aan joggen. Ik voel me dus nogal – eh – opvallend. Een vreemde eend in de Corona-bijt. Zíj hebben immers een wettige reden om daar tijdens deze algehele lockdown te mogen zijn. Ik niet. Nou ja, zoals de rechtgeaarde Oostenrijker zegt: “Augen zu und durch.” Maar dan met de ogen open, anders kun je thuis de hondenkeutels van je laars schrapen.
Onderweg naar het lokale mini-bos kom ik langs een enigszins vervallen appartementengebouw. Op een van de balkons zit een twen ( = vrouw van ergens in de twintig) tegen haar tablet te blaten, terwijl ze haar ontbijt naar binnen schuift. Ik hoor haar kakelen: “Oh! Ik zie het nu, ja! Bij jou schijnt óók de zon! Waarom zit je dan niet buiten? Ga. Naar. Buiten! Vitamine D is hartstikke belangrijk in deze tijden!” Zie, hoor je het ook eens van een ander. Ontbijten in de 6-graden-kou – je moet er wel wat voor over hebben. Maar: ik ben goed bezig!
In alle rust wandel ik door. Het bospark is ronduit prachtig. Heftige herfstkleuren met een vliesje van de laatste, lichte nachtnevel. Ik snuif op volle kracht de frisse (?) stadslucht naar binnen. Jogger op links. Dolle hond op rechts. Kinderwagen midden voor. Gelukkig is het bospad nog steeds breed genoeg voor een kudde babyolifanten; de maat die hier in Oostenrijk aangehouden wordt voor de voorgeschreven fysieke c.q. sociale afstand (tot nu toe één “babyolifant”, binnenkort anderhalve).
De dolle hond blijkt bij een middelbare mevrouw te horen. Hij jumpt met zijn vieze poten tegen haar op. “Nee, niet nu!” briest ze de hond toe. “Straks. Als we thuis zijn. Dán krijg je lekkers. Nú niet!” Alsof die hond dat snapt. Hond is hond. Honger is honger. Vreten is vreten. Desnoods dan maar anderhonds drol.
De zon schijnt waterig, maar steeds gewilliger door de bomen. ’t Is weer eens wat anders dan die eeuwige maan. Aan de andere kant van het bos aangekomen, loop ik langs een rij oude arbeidershuisjes. De vuilniswagen kruipt door de straat en een mager, oud menneke staat in zijn voortuintje te kijken of de vuilnismannen het wel goed doen, onderwijl beverig zuigend aan een sigaret. Als hij mij ziet, kijkt hij extra vinnig.
“Jij moet binnenblijven!” roept hij ineens fel. Klaarblijkelijk is zijn gebod voor mij bedoeld; behalve mij (en de vuilnismannen) is er niemand in te bekennen. Eigenlijk wil ik meteen terug brullen dat ik dat helemáál niet hoef! Dat ik óók lucht mag happen! Zéker in mijn uppie in het bos! Maar ik doe het niet. Die man is ook enkel maar een doorgerookte, bange Coronaburger. Klinkt bijna als een vetarme maaltijd van de Mac. Het zal.
Overigens opzienbarend: wij hebben hier nog échte, ouderwetse telefooncellen, ja ja. En daar staat zowaar ook nog met enige regelmaat iemand in te bellen. Dit keer een Tsjechpoolbalkanaut (sorry, ik kan die talen niet uit elkaar houden), die getergd iets over een ‘telefonsky’ in de hoorn blèrt. Vast zijn foon kwijtgeraakt. Nou ja, heeft hij ook geen last van 5G. Lang leve het vaste net.
Ik moet toegeven, zo’n ommetje op de ochtend is zo slecht nog niet. Het biedt in ieder geval voor korte tijd perspectief op een redelijk simpele, zonnige wereld. Een matrix waar ongehinderd doorademen nog mogelijk is. Morgen weer!