Het kampeerseizoen is afgelopen. Ik speur over het enorme, verlaten veld, waar lege, onbegroeide kampeerplekken als ecologische voetafdrukken zijn achtergelaten, op zoek naar iemand, die me even kan helpen met het aankoppelen van mijn caravan.
Aan de waterkant zie ik de restauranteigenaar staan. Ik wenk hem.
“Je bent echt de allerlaatste, die van de camping vertrekt,” lacht hij terwijl hij in mijn richting loopt. “Wacht, ik help je wel even.”
“Oh, fijn, zeg.”
“Kleine moeite, hoor. Ik ben hier zelf toch ook aan het inpakken.”
“Gaat het restaurant dan weer tijdelijk dicht?” informeer ik nieuwsgierig.
Al eens eerder heeft hij zijn restaurant gesloten omdat hij weigerde te discrimineren op basis van een QR-code.
“Nee, het restaurant is nu voorgoed gesloten. Permanent in lockdown. Het staat te koop.”
Er valt een pijnlijke stilte.
“Jammer hoor.” Spijtig kijk ik naar de monumentale oude boerderij met schitterende rieten kap, waarin zijn restaurant is gehuisvest.
“Ja, ooit was het mijn grote wens om een goedlopend restaurant te runnen.”
“Nou, dat is gelukt. Het was afgelopen zomer erg druk op het terras, meen ik me te herinneren.”
“Het restaurant zelf draait prima,’ verklaart hij trots. “Maar ik kan nu eenmaal niet leven met die idiote maatregelen. Die hele QR-maatschappij is niks voor mij. Hoe verzínnen ze het? Voor mij is de lol er vanaf. En vergis je niet, het ergste moet nog komen…”
Ik kijk hem vragend aan, maar hij staart alweer in de verte, naar een toekomst, waarvan de contouren door de invallende schemer zich slechts onduidelijk aftekenen. Een gevoel van onbehagen en onrust overvalt me.
“Dus het is hier vandaag ook mijn laatste dag,” besluit hij. “Eigenlijk wilde ik net weggaan. Maar als je zin hebt, kunnen we misschien nog wat drinken op het terras? Soort van afscheidsborrel?”
Niet veel later zitten we voor de eerste keer samen op het terras, terwijl we beiden weten dat het tegelijkertijd de laatste keer zal zijn.
“Wat zijn nu je toekomstplannen?” informeer ik met belangstelling.
“Ik vertrek. Ik ben van plan om in het voorjaar langs de Zuid-Franse kust te zwerven, totdat ik daar ergens een vaste verblijfplaats heb gevonden.’
“Wat ga je in Frankrijk doen dan? Weer iets in de horeca?”
“Nee zeg!” zegt hij enigszins verschrikt. “Nee, het is beslist níét mijn bedoeling om in een of ander vervallen treinstation een Bed & Breakfast te beginnen. Gelukkig ben ik inmiddels op een leeftijd dat ik niet meer hoef te werken.”
“Toch is de situatie in Frankrijk niet veel beter dan hier, vrees ik,” murmel ik.
“Weet ik. Maar de zon en vooral de sfeer maken een hoop goed.”
“Slenteren in een doolhof van smalle steegjes in het oude gedeelte van Nice, een glas wijn op een verborgen plein in Saint-Paul de Vence,” som ik enthousiast op, “genieten van het adembenemende uitzicht in Haute de Cagnes…”
“Of stil worden in Menton,” vult hij mij lachend aan. “Zo te horen, ben je daar ook goed bekend?”
Zijn uitgebluste ogen gaan spontaan weer een beetje twinkelen.
“Ja, ik kwam er graag en best wel vaak.”
“Dan weet je ook wel dat het leven er daar heel anders uitziet. Trager. En daardoor gelukkiger.”
Hij neemt even de tijd om een pauze in zijn relaas in te lassen.
“Hier denderen we door het leven in de allerhoogste versnelling, waardoor we niet eens meer kunnen zien wat er werkelijk toe doet.”
“Ik snap wat je bedoelt. Een overvolle agenda, kant-en-klaar maaltijden… zelfs een vakantie of een nieuwe relatie zijn met een enkele klik binnen handbereik.”
“Digitalisering maakt het leven sneller, maar zeker niet zinvoller. Maar alles draait tegenwoordig alleen nog maar om snelheid. Mensen verwachten op ieder vraagstuk een zo snel mogelijk, liefst pasklaar antwoord te krijgen.”
“Ouick response…”
“Ja, inderdaad. QR… dat bedoel ik. Daar heb je het weer.”
Hij schudt moedeloos zijn hoofd heen en weer en werpt een spijtige blik op het restaurant.
“Het geeft een dubbel gevoel. Je levenswerk achterlaten. Een nieuw bestaan opbouwen en een afgebroken bestaan achterlaten.”
Zwijgend kijken we naar het kabbelende water en de ondergaande zon, die in water zakt. Het is een prachtig tafereel. Ik wil een opbeurend antwoord geven, maar ik weet eigenlijk niets te verzinnen. Dus ik blijf stil.
“Weet je,” verbreek ik de stilte van mijn overpeinzingen, “stil worden in Menton lijkt me helemaal niet zo’n slechte idee.”

bron: pixabay.com 2966467