“Mam, mag ik buiten spelen?”
“Natuurlijk schat.”
“Maar het regent.”
“Dan blijf je binnen.”
“Wat ga ik dan doen?”
“Weet ik veel. Je hebt zo veel speelgoed.”
“Dat is allemaal oud, mam. Dat vind ik niet meer leuk.”
“Zal ik het dan maar weg gooien?”
“PAHAP! Mama wil ons speelgoed weg gooien!”
“Dat wil mama vast niet. Ze maakt gewoon een grapje.”
“Ik maak geen grapje. Als ze er toch niets mee doen, kunnen we het toch beter weggeven? Hebben we ook meer ruimte in de kast.”
“PAPA!! Ze gaat alles weg geven!”
“Nee hoor. Ga er maar snel mee spelen dan ziet mama dat je er nog iets mee doet.”
“Maar pap?!”
“Ja?”
“Ik wil buiten spelen.”
“Dan ga je toch buiten spelen?”
“Het regent.”
“Ik kijk wel even op buienradar… Als je zo over mij heen hangt kan ik niet zien wat er staat.”
“Maar ik wil ook mee kijken.”
“Over een half uurtje is het droog.”
“Hoe lang duurt een half uur?
“Ehhh… Ga maar in een hoekje tot zestig tellen en dat dan dertig keer.”
“Dat kan ik niet.”
“Nou, als het ophoudt met regenen, zal het halve uur wel voorbij zijn. Speel nu maar even binnen.”
“Daar heb ik geen zin in.”
“Dan ga je buiten in de regen spelen.”
“Dan word ik nat.”
“Ik weet het anders ook niet.”
“Hoe laat is het nu pap?”
“Een paar minuten later dan daarnet. Ga even wat doen. Pak iets uit de kast.”
“Maar dat is sto-hom! Dat zei ik net ook al tegen mama. Alles is oud.”
“Dus mama mag toch alles weg doen?”
“Begin jij nu ook al? Jullie zijn niet lief.”
Zoon loopt stampend de trap op. Gooit de deur van zijn slaapkamer dicht. En komt twee minuten later weer naar beneden.
“Mam, ik verveel me.”
“Ga je kamer dan opruimen. Is misschien niet heel erg leuk, maar moet wel gebeuren. En als je klaar bent, is het vast droog.”
Zoon kijkt zijn moeder vol verbazing aan: “Ik moet hier thuis ook echt álles doen, hè!”
“Als je toch alles al doet, wil je dan ook even stofzuigen, de was opvouwen, de boodschappen doen en koken?”
“Jij bent NIET lief!”
Hij draait zich om en richt zich tot zijn vader:
“Pap, hoe laat is het?”
“Iets later dan net. Ik hoorde dat je je kamer gaat opruimen?”
“Als jullie het zo graag willen, ga ik wel buiten in de regen spelen.”
“Goed jongen. Veel plezier.”
Oudste zoon komt naar beneden gedwarreld om te kijken waar zijn broertje is.
“Hij is in de speeltuin.”
“Maar het regent.”
“Ja, jullie zijn niet van suiker toch? Bovendien regent het niet echt. Het miezert.”
“Ik wil met hem spelen.”
“Dan ga je toch naar buiten?”
“Pap, kijk eens even op buienradar wanneer de regen stopt.”
“Over een kwartiertje, jongen.”
“Dat duurt nog lang. Wat zal ik in die tussentijd gaan doen?”
“Pak iets uit de kast.”
“Geen zin in.”
“Ga je kamer opruimen dan.”
“Ja hé, daar heb ik óók geen zin in.”
“Nou, dan weet ik het ook niet meer. Verzin zelf maar iets.”
“Aan jullie heb ik ook niets! Weet je wat, ik ga wel buiten in de regen spelen, maar als we ziek zijn, is het júllie schuld!”
“Natuurlijk joh, eet maar een extra sinaasappel.”
“Jullie zijn stom. Ik ga.”
“Veel plezier. Doe je broertje de groeten.”
…
“Gelukkig is de vakantie bijna voorbij, schat,” zegt hij tegen zijn vrouw.
“En wat zullen wij nu eens gaan doen?”
“Zullen we het huis gaan schoonmaken?”
“Daar heb ik geen zin in.”
leuk, realistisch lijkend stukje.