
bron: pixabay.com
“Jemig mam, ik heb het nu voor de derde keer gezegd. En je hebt het nóg niet verstaan?” roept mijn zoon getergd van boven naar beneden. Hij had een vraag. En ik stond in de keuken te koken. En dan omringen mij meer geluiden dan ik kan verwerken. Een van een afstand toegeroepen vraag kan er dan niet meer bij; die versta ik gewoon niet meer. “Zal wel aan de leeftijd liggen,” mompel ik.
Zoon, die ineens achter me staat (heb hem niet horen aankomen), pepert mij in: “Dat ligt helemaal niet aan je leeftijd, mam. Jij bent gewoon stokdoof. Laat je oren eens uitspuiten?”
Daar heeft hij een mogelijk punt. Ik hoor wel vaker iets niet, óók als de geluiden niet over elkaar heen buitelen. Mijn lief ergert zich er ook al aan; vaak zegt of vraagt hij iets en dan hoor ik het in eerste instantie gewoon echt niet. Op naar de huisarts.
Ik kijk rond in de overvolle wachtkamer. Ik ben overduidelijk de jongste. Allemaal oude en stokoude mensjes. Mijn plek heb ik al afgestaan aan een doof omaatje.
“Wilt u hier zitten?”
“Wablief?”
“Wilt u misschien hier zitten, mevrouw?”
“JA!!” Oké. Zij is duidelijk nog dover dan ik.
Mijn vijf CandyCrush levens zijn inmiddels op, dus doe ik een rondje observeren. Ik staar naar schoenen en luister naar het ritme van de kuchjes en hoestbuien. Een goed uur later word ik opgeroepen. Zittend op een plastic stoel wacht ik op de arts, die nog in de nevenkamer bezig is. Ik bestudeer voor de zoveelste keer de imposante boekenkast achter het doktersbureau. Boeken, medicijnen, een bungelende stethoscoop. Ja, dit is nog eens een échte dokter. Prachtig. Indrukwekkend. Ik wil ook zo’n bureau.
Dan komt ze binnen. Ze geeft me een hand gehuld in blauwe latexhandschoenen. “Wat kan ik voor u doen?”
“Nou, ik vermoed dat mijn oren dichtzitten. Mijn kinderen klagen dat ik ze niet meer versta.”
“Da’s toch best handig, als je je kinderen niet meer kunt horen?” grapt ze, terwijl ze het lampje van haar oorkijkding aanzet. “Ik zal het eens even bekijken.” Ze tuurt links en rechts naar binnen. “Ja hoor, potdicht. Dat moet wij eens even uit gaan spuiten!” Het klinkt alsof ze zich er enorm op verheugd.
Op zich is dit wel goed nieuws: ik ben niet echt doof aan het worden; het euvel kan verholpen worden. En hier – in Oostenrijk – kan dat zelfs zonder afspraak. Gewoon langskomen, ‘even wachten’ en gaan met die banaan. Maar ik ben bang voor gedoe in mijn oren. Net als voor gedoe in mijn mond. De tandarts vind ik dus ook maar niks. Geen polonaise in mijn hoofd.
En daarnaast was oren uitspuiten in mijn ogen altijd iets voor echt oude mensen, niet voor ‘jeugdigen’ als ik. Ze loopt weer naar de nevenkamer, dit keer om lauwwarm uitspuitwater en een opvangbak te halen. Slinks maak ik vanaf mijn watervaste stoel snel een foto van het bewonderenswaardige doktersbureau.
Daar is ze alweer, met een enorme spuit in haar blauwbehandschoende doktershanden. Ze zet de bak met water op mijn schouder. “Kunt u de bak vasthouden en tegen uw nek aandrukken? Beetje naar voren. Ja, zo is het goed. Dan wordt u het minst nat.” Ik durf niet te bewegen. Ze vult de spuit met water uit de bak. “Komt ie! Niet schrikken!”
En dan hoor ik een woeste zee in mijn oren. Een golfslagbad in mijn hoofd. Whoesjjj. Ik voel water langs mijn hals sijpelen en druk de bak nog harder tegen mijn nek.
“Hm. Hardnekkig.”
Ze vult de spuit opnieuw. Ik heb het gevoel alsof mijn oor aan het verzuipen is. Maar echt onaangenaam is het – tegen alle verwachting in – niet. Ze spuit bijkans ook een van mijn oorbellen eruit.
“Há, daar komt iets uitgekropen.” Ze klinkt in haar nopjes.
Ineens is mijn oor open. Zó erg open dat het erin waait.
“Kijk!” Ze houdt de bak water onder mijn neus. Er zwemt een grote bruine prop in. Net een guppy. Of een galsteen.
“Dit is als vissen in je eigen oren. En dan komen er hele karpers uit,” grinnik ik.
“Ja, mooi hè? Nu nog even de andere kant,” zegt ze enthousiast. Het lijkt wel alsof dit een van haar lievelingsbezigheden in de praktijk is. Die andere kant blijkt nóg hardnekkiger. Na zes keer spuiten hengelt ze ook daar een mega-vis uit. Dat ik dát allemaal in mijn oren had…
“Klaar!” jubelt de dokter. Ze tuurt weer in mijn oren. “Wel wel! Schoon tot op het trommelvel!” Ik vermoed dat ze dat grapje wel vaker maakt. Ik hoor haar als door een megafoon. Wat een verschil. Het is helemaal licht in mijn hoofd, alsof ik ineens ruimte over heb daarboven. Mijn trommelvliezen kunnen weer ademen! Blij bedank ik haar uitvoerig. Met kletsnatte haren loop ik naar buiten. Nu maar hopen dat ik geen oorontsteking krijg.
Volgende keer een paar dagen van tevoren wat olie in het oor druppelen. Bij het spuiten komt de prut er dan zo uit.