Kind en ik hebben laatst lockdown-gerelateerd ge-Bob-Rosst. Je weet wel, die Amerikaanse (kunst)schilder die iedereen aan het verven krijgt. Ik had van ‘m gehoord, maar nog nooit iets van zijn hand gezien.
Tijdens een dag onvervalst Hollands hondenweer (lang geleden) liet Kind me een YouTube-filmpje zien en honderden afbeeldingen van te maken wandversieringen. We concludeerden dat we er niet dood naast gevonden willen worden. ‘Maar het gaat om het plezier tijdens het maken, mam,’ verzekerde Kind me. Ik kreeg instant een zwak voor Bob toen ik ‘m hoorde zeggen: ‘Fouten bestaan niet, alleen happy accidents.’
Voor weinig schafte Kind veel aan: canvas, kwasten, spatels, olieverf… Het probleem was de geurloze terpentine. Bouwmarkten, drogisterijen, Kruidvat? Nee, nee, nee.
Dan maar met geur. Ik neusde tevergeefs in de garage.
‘Ik bel papa, hij heeft ongetwijfeld liters,’ aldus Kind.
‘Jullie gaan toch niet mijn schilderskwasten gebruiken, hè?’ piepte Man.
‘Die liggen al op tafel uitgespreid,’ pestte Kind.
‘Nee, ik wil…’
‘Pah-hap, ik vraag om terpentine. Heeft dat haren en een steel?’
Man beerde ongetwijfeld op de werkgang heen en weer, buiten gehoor van collega’s.
‘We. Willen. Alleen. Maar. Je. Terpentine.’
Gerustgesteld deelde hij de vindplaats mee; Kind en ik draaiden de dop open en wendden met opgetrokken neus onze gezichten af. (Nee, dan wasbenzine…)
Ik startte het instructiefilmpje en Kind boorde haar creatieve talent aan. Vanaf de zijlijn sprak ik haar bemoedigend toe. Ze maakte vorderingen.
‘Nu jij!’ riep ze.
‘Nee, nee, ik kan dit alleen maar verpesten.’
‘We zouden het sámen doen.’
‘Ik meng de kleuren wel.’ Happy little colors.
Ineens vlogen twee penselen vol zwarte verf uit haar handen en stuiterden op het vloerkleed.
‘We hadden er nog kranten op willen leggen,’ jammerde Kind.
‘Ik haal de vlekken weg met terpentine,’ zei ik, pakte een doek, een flinke dip bocht erop, en boenen maar. Idioot: de vlekken werden almaar groter.
Wanhoop ging met Kind aan de haal. Haar vader zou van dit accident allesbehalve happy worden.
‘Wat nu?’
‘Verder verven,’ zei ik. ‘Het kleed is toch al naar de gallemiezen. Er zit een winkelhaak in en vlekken die we er niet uitkrijgen: pies van Saartje, kots van Rosa. Tijd om dat ding onder tafel vandaan te rollen en in de kliko te mieteren.’
Kind fleurde op.
Toen ons Kinds kunstwerk af was, ruimden we alle troep op en stond Man voor de deur. De woonkamer stonk uren in de wind… Ik droeg zwarte sokken en bedekte met elke voet een vlek.
‘Ons kunstwerk!’ hield Kind haar vader voor.
‘Wauw!’ loog Man met verve.
‘Oma Kinderdijk had het zó aan de muur gehangen,’ sprak Kind liefdevol.
Dat was Man ontroerend met haar eens.
Ik stapte opzij en wees naar beneden. Waarna Kind en ik onszelf verwijtend de schuld gaven. En dat de verdwijntruc met terpentine een tragische uitwerking had gekregen. Man reageerde verbazend lenig. ‘Zullen we dat kleed meteen wegsmijten? Het heeft z’n beste tijd wel gehad.’
’s Avonds constateerden we dat de afwezigheid van het kleed absoluut een verbetering was. Eensgezind happy.