Met gezonde tegenzin pak ik de stofzuiger. Even snel de meest zichtbare kattenharen verwijderen. De rest komt morgen wel.
Goed en wel op weg zie ik uit mijn linkerooghoek mijn telefoon knipperen. Drie gemiste oproepen van dochter, die al thuis had moeten zijn. Ik bel terug.
“Mijn fiets doet het niet meer.”
“Waar sta je?”
“Nog voor de winkels, langs het fietspad.”
Ik reken uit. Als ze doorloopt, kan ze over een minuut of tien, misschien een kwartier, wel thuis zijn.
“Maar mijn fiets doet niks meer. Het achterwiel blokkeert.”
Ik pak mijn sleutels en loop naar buiten. Vertel haar dat ik eraan kom. Kordaat loop ik de straat uit. Dit los ik wel even op. Vijf minuten later kan ik de pijn in mijn onderrug niet meer negeren en wil mijn rechtervoet weer niet ver genoeg omhoog. Ik probeer er niet aan te denken dat het vanavond weer rolstoelrollen wordt en loop door. Waar staat ze? Eindelijk zie ik haar.
Haar fiets doet het inderdaad niet meer en met haar boekentas van pak hem beet 75 kilo – ze moeten én hun MacBook én alle papieren boeken meenemen; school staat met een grote teen in deze eeuw – is het onmogelijk om de fiets te duwen. Dus zij tilt de tas en ik til de fiets. De ene arm aan het stuur, met de andere arm hou ik het achterwiel omhoog. Soort van. Met een verlamde arm aan de ene kant, een chronisch ontstoken schouder aan de andere en de alarmbellen die in mijn rug rinkelen, is dit eigenlijk onmogelijk.
We zijn net goed en wel op weg als het begint te regenen. We schuilen onder een afdakje. Een jonge man komt voorbij, ziet ons tobben. Hij onderzoekt de fiets. Terugtraprem afgebroken. Verder kan hij weinig voor ons doen. We lopen verder, maar na een paar minuten moet ik het toch opgeven. Op het winkelplein parkeren we de fiets tussen andere fietsen en ik bel hulptroepen. We lopen naar huis en wachten tot de cavalerie arriveert met een fietsendrager op de trekhaak.
Een dag later is de fiets onder behandeling. En ik? Mijn rugpijn is draaglijk als ik niet beweeg, been sleept en mijn linkerarm is drie keer zo dik als hij zou moeten zijn. Geslapen heb ik niet. Op zoek naar afleiding open ik Facebook en zie ik een foto van mezelf.
Lachend en vol adrenaline kijk ik mezelf aan, na een hardloopwedstrijd van tien kilometer. Ik kan niet geloven dat dat pas vijf jaar geleden is. Ik kruip onder een deken op de bank. De tranen branden achter mijn oogleden.
Vandaag zoekt de wereld het maar uit. Vandaag ben ik stuk.
Ach meissie toch… K U TEE is dit. Echt. Niet te geloven dat “men” niks voor je kan doen.
Dikke kus.