
bron: eigen foto (LB)
Ze is verliefd. Oh god, ze is zó verliefd! Vertederd en toch ook ietwat bezorgd kijk ik steels naar mijn dochter. Veertien jaar. Nog best wel kind. En toch ook al zo volwassen…
Ze zit in de luie stoel bij het raam te mijmeren en te zuchten. Ze heeft net haar ‘nog-nét-niet’-vriendje (laten we hem Stan noemen) op de bus naar huis gezet.
“En? Nu echt verliefd?” Ik kan het niet laten om te vragen. Moet je niet doen als nieuwsgierige ouder, weet ik. Maar toch. Ik zie mijzelf alweer zitten, toen ik 14 was en zo ziek van de liefde.
“Kweenognie… denk ’t wel ja,” antwoordt ze voorzichtig. Ik weet het wel zeker.
Hij is heel netjes, hoor!
Afgelopen nacht heeft Stan (fictieve naam) hier gelogeerd. Geen zorgen; onder toezicht van een chaperonnerend vriendinnetje (laten we haar dan maar Anne noemen). En van mij. Daar is echter nogal wat aan vooraf gegaan. Boosheid, tranen en frustratie toen ik haar verbood om samen met hem (!) bij Anne te logeren, zónder ouderlijk toezicht. Want de vader van Anne was die nacht vanwege zijn werk niet thuis. Ja, ammehoela, was mijn eerste én laatste gedachte daarbij.
“Jij bent nét veertien, meiske. En hij is ze-ven-tien! Als jij een jaar of zestien bent, praten we verder, maar dit wil ik niet. Nú nog niet. En als het al wel zo serieus is, moeten wij eerst eens even wat nader praten. En naar de huisarts voor de pil. Dat ook.”
Ik kreeg meteen een hoop verwijten en verongelijktheid naar mijn hoofd geslingerd. En ook: “Wat denk je wel niet dat wij allemaal gaan doen dan?? Dat doen wij écht nog niet hoor! En hij is heel netjes, braaf en, en… en alles! En hij houdt van oude muziek! Jóúw muziek. Nou dan?”
Ja, nee, dan…
Eerst kennismaken, graag
Haar betoog mag niet baten. Ze mag veel van mij. Heel erg veel zelfs, in vergelijking met haar leeftijdsgenoten. Ik verbied bijna nooit iets. Maar ik wil nog geen oma worden op mijn achtenveertigste.
“Nodig hem eerst maar eens hier uit, of zo. Kan hij ook meteen mee-eten. En als ik hem de hand heb geschud en een paar woorden gewisseld, kijken we wel weer verder.”
“Sjezus mam, heb jij dan helemáál geen vertrouwen in mij?!?” Gefrustreerd rolt ze met haar ogen.
“In jou wel. Maar in hem nog niet; ik ken hem niet.” En daarmee is de kous af.
Daarop verandert het plan. Of het oké is dat Anne hier komt logeren, niet zij daar. Nu is Anne hier al vaker geweest, dus daar heb ik niks op tegen. En vriendje Stan kan dan meteen ook even langskomen en ja, ook mee-eten (en zich braaf aan mij voorstellen). “En verder niks.” Of dat mag? Ja hoor. Helemaal goed.
Maar op de dag zelf belt ze me na school op. “Mam, ik weet nu al dat je toch ‘nee’ gaat zeggen, maar…”
“Nee!” antwoord ik prompt.
“Wacht even, ja? Je weet nog helemaal niet wat ik wil vragen! Maarre, mag Stan vannacht eventueel toch óók blijven slapen? Anders moet hij na het eten nog helemaal met de bus terug naar huis… En Anne is er ook bij, en jij bent er, dus er gebeurt sowieso niks. Mag het?”
Goedgekeurd
Ik blijf even stil. Het enige wat ik daarna uit kan brengen, is: “Euh…”
“Yes! Dat is géén nee!” jubelt ze meteen.
“Nou ehh…” stamel ik, “maar dan wél op de bank. En jij en Anne in de logeerkamer.”
“Oké mam, thanks! Tot straks! Luf joe!” Tuut-tuut-tuut.
Mijn hemel, wat heb ik nu weer toegezegd.
Een paar uur later stommelen er drie pubers het huis binnen.
“Haai mam!” Dochter vliegt me om de hals en zoent me op de wang. Slijmbal.
“Hi!” giechelt Anne en geeft me een hand. Keurig meisje.
En daar staat ie. Mijn toekomstige schoonzoon. Een aardig uitziende, scheef grijnzende, nogal ‘korte’ knul met kuif. Ik kijk hem letterlijk finaal over de kop. Hij strekt zijn hand uit. “Hallo, mevrouw Bartels! Fijn dat ik vandaag ook mocht komen!” Hah. Manieren. Op het eerste gezicht: goedgekeurd.
“Is dát een telefoon?”
We eten zelfgemaakte lasagne en we kletsen wat af (ik weet mij immers prima als puber te gedragen. Vind ik zelf). Vier mobieltjes op tafel, die afwisselend muziek in de groep gooien. Hij houdt inderdaad van de jaren ’80! Dat is een pré. Vervolgens moet ik songs uit ‘die tijd’ raden. Natuurlijk weet ik ze allemaal; na drie tonen ratel ik steevast performer en songtitel op. Van Pat Benatar tot Simple Minds, van Europe tot Guns ’n Roses. Stan is onder de indruk. En ik ben blij dat mijn langetermijngeheugen tenminste nog wél in orde is.

bron: eigen foto (LB)
Ook blijkt dat Stan een nieuwe mobiel wil (vanwege een felroze streep dwars over ’t beeldscherm van zijn huidige). En ik, de ultieme mobielkenner, mag adviseren en prijzen opdreunen. Ik draaf meteen naar boven om mijn verzameling (stok)oude, maar nog prima functionerende mobieltjes te halen. Ik heb ze net allemaal opgeladen, omdat ik die ouwe meuk eigenlijk wel wil verkopen. Ik gooi de hele zooi (een stuk of acht foons) op tafel en meld joviaal dat hij er eentje uit mag zoeken, graties en voor nieks!
Meteen graait hij mijn Samsungetje GT-56500 eruit, één van de eerste mini-smartphones. “Is dát een telefoon??” Ja jochie, dát is een telefoon. Daar deden wij het mee in die tijd.
Ook mijn iPhone 3GS wordt intensief bestudeerd. “Jemig, wat is dat ding ellendig langzaam! Als u het goed vindt, koop ik toch liever een nieuwe…” Ja hoor, vind ik prima, mijn jongen. Zoon (ook zo goed als 17) showt zijn kaartentrucs en samen bestuderen ze de nieuwste online games. Ze kunnen meer dan prima met elkaar overweg. Alwéér een pluspunt.
Loungen en Netflixen
Wat later trek ik mij discreet terug op mijn werkplek boven. De jeugd gaat Netflixen. Als ik even naar beneden sluip om wat te drinken te halen (en te checken, gheh), zie ik dat ze uitgebreid liggen te loungen. Biertje in de hand, Stans hoofd op de schoot van dochter. Ze kroelt zijn haren. Oh oh…
Dan komt dochter ineens naar boven geslopen. “Mam, waarom kan Stan niet gewoon bij ons op de kamer slapen? Dat kon eerder, toen Max hier logeerde, toch ook?”
Ja, maar… Max was niet jouw grote liefde én een jaar jonger dan jij, niet meer dan drie jaar ouder, wil ik haar zeggen. Ik zeg het niet. In plaats daarvan vraag ik haar: “Vind je dat zelf verstandig?” Dat vindt ze. En als ze iets onaangenaam vindt of niet wil (en “dát” wil ze zeker niet!), zal ze keihard roepen. En Anne ligt er ook nog eens naast. Dus. Samen maken we in de logeerkamer een derde bed op (matras op de grond). Stan vindt alles best. Logisch.
Ga weg, mam, alsjeblieft?
Om een uur of half één ga ik zelf toch maar eens naar bed. Het jongvolk ligt nog steeds op de bank tv te kijken. “Joe! Ik ga slapen!” brul ik subtiel, terwijl ik naar de woonkamer loop. “En jullie ook zo, hè? En gedraag je!” Ik grijnsknipoog om het hoekje, in dochters richting.
“Jahaa…” klinkt het braaf. Met andere woorden: ‘Ga weg, mam, alsjeblieft?’
Om een uur of twee hoor ik ze naar bed gaan. Daarna niks meer.
De volgende ochtend bij het ontbijt (om half 12) melden ze spontaan dat ze “prima geslapen” hebben. Sure. Ze zouden eens wat anders zeggen. Ik vraag me stiekem af of ik de lakens nu rechtop tegen de muur kan zetten. (Foei moeders, zo mag je niet denken!)
Een paar uur later vertrekt de jeugd (“Dank u wel voor de gastvrijheid!” – ja, hij is en blijft beleefd), is de rust wedergekeerd en zit dochter dus, opgerold in de stoel, zuchtend naar haar mobiel te staren. Het beddengoed zit in de wasmachine. Het was schoon genoeg om te weten dat ik me vooralsnog geen zorgen hoef te maken. Toch druk ik haar nog een keer, nu met een ernstig gezicht, op het hart dat ze bij me moet komen als ‘de zaken serieuzer worden’ en dat ik echt niks gek of raar vind; ik was er immers zelf ook ‘vroeg’ bij. Weer rolt ze met haar ogen. Maar dit keer glimlacht ze erbij. Ik ben benieuwd of wanneer hij weer eens komt eten.

bron: pixabay.com
Wat een superleuk verhaal Lou. Laten we hem even Stan noemen (fictieve naam). Die jongen heeft smaak dan kan ik je wel vertellen.