Ik ben al een tijdje bezig om naar Nederland te kunnen reizen. En weer terug naar Oostenrijk ook, natuurlijk. Mijn leven is namelijk internationaal gespleten: in Nederland heb ik mijn lief en levenspartner, mijn familie (ouders, zus, etc.), een groot deel van mijn vrienden, maar ook mijn bedrijfje (SoGraTex). Wonen doe ik echter in Oostenrijk. Al dik 12 jaar, samen met mijn puberkinderen. Dat is ooit zo gegroeid.
Maar ja, sinds Corona ben ik afgesneden van de Nederlandse helft van mijn leven. Want ineens was reizen verboden. Er werden strenge grenscontroles ingevoerd; iedereen die geen gegronde reden heeft om de grens met Duitsland te overschrijden, werd stante pede teruggestuurd. Blijf op je honk, luidde het commando. En zo luidt het nog steeds. In het begin voelde dat een beetje alsof mijn ene been geamputeerd was; ik hinkte enkel nog rond op één poot. De andere was abrupt onder me weggezaagd. Verlammend.
Na twee maanden wilde ik toch weten wat mijn opties waren. In mijn wanhoop heb ik de Nederlandse ambassade gecontacteerd: hoe en vooral wanneer zou ik toch ooit weer naar Nederland kunnen? Kijken hoe de rest van mijn leven erbij hangt?
De ambassade was in één woord geweldig! Wát een service, en dat dus zonder enig sarcasme: ik was echt aangenaam verrast. De – zeer sympathieke – consulaire medewerkster aldaar heeft ervoor gezorgd dat ik nu een “vrijgeleidebrief” in handen heb, waarmee de kans dat ik over de grens en door Duitsland naar Nederland mag reizen (transit) aanzienlijk gestegen is. Ik heb inderdaad voldoende valide redenen om naar Nederland te moeten reizen én ik heb nog steeds een Nederlands paspoort.
Maar dan. Dan moet ik dus óók nog weer terug naar huis mogen. Maar terug Oostenrijk in mag je alleen met een vast woonadres en een geldig bewijs van inschrijving. Dat vaste woonadres heb ik. Maar sinds midden maart heb ik een nieuw paspoort, omdat ik mijn geboortenaam terug wilde (wat een heel verhaal apart was). Dus: nieuwe naam én nieuw paspoortnummer. Helaas wordt die wijziging niet centraal doorgevoerd in het bevolkingsregister, dus stond op mijn vers uitgeprinte inschrijvingspapiertje nog steeds mijn oude naam én het verkeerde, ongeldig geworden paspoortnummer. Daarmee zou ik mogelijk het land niet meer inkomen.
Enige remedie: Op naar het gemeentehuis om die boel aan te laten passen. Fluitje van een cent, zou je toch denken?
Vol goede moed peddel ik op mijn fiets naar de afdeling burgerzaken in het stadhuis. Bij de ingang aangekomen kijk ik het plein rond en zie enkele dozijnen mensen in een enorme, keurige kring staan. Waar zijn die mee bezig? Gemeenteyoga? Het blijkt de wachtrij te zijn. Allemaal netjes op coronaveilige afstand van elkaar en, jawel, met mondkapjes op. Verbluft zoek ik het einde van de bijna 150 meter lange sliert mensen. Gelukkig is het mooi weer. Even peins ik erover of ik ’t meteen maar opgeef. Maar ik heb dat aangepaste papiertje toch echt nodig voor mijn reis… Dus ik duik erin. We gaan het meemaken.
Na een half uur ben ik ongeveer halverwege. De rij achter mij is allang weer aangevuld. Ik frummel wat aan mijn mondkapje en bedenk me dat het geen goed idee was om het tanden poetsen maar ‘effe te late zitte’ die ochtend. Voordeel van die mondkapjes: iedereen die een slechte adem heeft en zich daarvan niet bewust was, weet dat nu ineens wél. Hoezee!
“Nog vierentachtig werst en o, wat zijn wij heden blij…”
— wordt vervolgd (waarschijnlijk met een deel 2) —