Op vrijdagmiddag trok ik het ontzielde huis niet langer. Er moest zo spoedig mogelijk weer een poes komen, wilde het ooit nog wat worden met mij. De rest van het gezin vond het hiervoor, gezien de wel heel minimale rouwperiode van nog geen 5 dagen, véél te vroeg en drong derhalve aan om hiermee tenminste nog een half jaar te wachten. Doch ik was onmogelijk meer op andere gevoelens te brengen.
Daags erna toog ik, samen met de dochter die het stiekem met mij eens was, naar het dichtstbijzijnde asiel, alwaar men vriendelijk vroeg wat de wens was.
“Ik wil zo graag weer een poes,” jammerde ik zacht en alweer schreiend. Dat kon. Hadden we wellicht al op hun website gekeken en een exemplaar gezien dat ons aansprak?
Mijn oog was gevallen op een zwartharig, groot en dik exemplaar, voorzien van een bolle kop en een volle vacht. Omdat wij thuis allemaal zeer rondhoofdig en tevens gezet zijn, leek mij dat een prima match. Geen armoedig klein, scharminkelig, spitshoofdig, dunharig Oosters geval. En ook beslist geen lastige eter.
We mochten plaatsnemen in een spreekkamer, alwaar wij door een blonde medewerkster van begin twintig geruime tijd zeer grondig bevraagd werden over onze wensen ten aanzien van het gewenste karakter, onze woonsituatie en gezinssamenstelling en ons dagritme.
Voorts werden we geïnformeerd over het karakter van de corpulente kater, Tarzan genaamd, die daar terecht was gekomen vanwege de gezondheidstoestand van zijn baasje. Diens zoon had hem gebracht. Hoe ziek moet je wel niet zijn als je niet meer voor een kat kunt (laten) zorgen? Doodziek.
Toen pas mochten we nader kennismaken. Als de blondine zag dat er geen match was, ging het feest niet door, was de boodschap. Gelukkig was die er wél en mocht hij, na betaling van 135 euro, in het meegebrachte reismandje mee naar huis.
Van een ‘Tarzan’ had hij overigens niks weg. Op het zachte, roze, naar Omo ruikende dekentje lag hij vrolijk te knagen aan de door de spijlen gefrommelde snoepjes met zalmsmaak. Wij doopten hem terstond om. Van Tarzan naar Kees, want zo lenig leek hij niet en een beetje kat heet gewoon Kees. Een échte Tarzan zou immers ook moeilijk hebben gedaan over een roze kleedje.
Bij thuiskomst inspecteerde Kees met gepaste nieuwsgierigheid en ook enige reserve zijn nieuwe omgeving. Na een kwartier viel hij aan op het klaargezette bakje met overdreven gezonde brokjes. Af en toe kroop hij even weg onder de bank, hetgeen gezien zijn postuur beslist niet bijzonder comfortabel was.
De trap genereerde aanvankelijk veel onrust en onbegrip; daarop verdwenen of verschenen vanuit het niets steeds mensen. Ik concludeerde daardoor dat hij waarschijnlijk in een flat had gewoond, want ook een tuin was hij niet gewend.
Derhalve schafte ik een rood fluwelen kattentuigje met bijpassende riem aan en ging, na de maand van verplicht huisarrest ter gewenning, in het weekend ’s ochtends in alle vroegte ter educatie met hem wandelen. Waarbij we door de voordeur naar buiten gingen en via de achterdeur weer binnenkwamen, teneinde hem van deze beide mogelijkheden op de hoogte te brengen.
Zodat hij de buurt leerde kennen en na het eventuele stappen de weg naar huis weer zou weten te vinden. Want hoe leert een kat zoiets? Ik nam aan dat ze visueel waren ingesteld, daar ze in het donker goed kunnen zien. En alle eengezinswoningen in de buurt zien er zeer eensgezind uit. Zeker voor een laag-bij-de-gronds type.
Al spoedig vond hij deze exercities buitensporig interessant, klom betuigd en soepel bovenop een naburige hardhouten schutting, leek niet voornemens daar ooit nog vanaf te komen en sprong er vervolgens aan de andere kant weer vanaf, waardoor hij zich bijna verhing en ik dientengevolge haastig het riempje losliet. Waarna hij zich in een vreemde tuin bevond, aldaar eerst eens uit de vijver dronk om vervolgens in de rulle aarde, tussen de driekleurige viooltjes, uitvoerig zijn behoefte te doen. Toen wist hij niet meer waar hij was en waarom, en zette het op een rennen, waarbij hij de bloemenborder verrinneweerde.
Ondertussen was ik op mijn pantoffels naar huis gesneld voor zijn favoriete kattensnoepjes met kaassmaak, waarmee ik al rammelend terugkeerde, hetgeen aan de andere zijde van het hekwerk een luidkeels gekrijs genereerde.
Na enige tijd verliet hij tot mijn opluchting, op miraculeuze wijze en sierlijk, het perceel op dezelfde wijze als hij er was gekomen. Waarna ik hem in mijn armen geklemd huiswaarts nam, alwaar ik hem op de eettafel aftuigde en het gevaarlijke rode geval in de vuilnisbak wierp.
Onze klimkampioen deed zijn eerder gegeven naam eer aan.
Tuintuig van de richel.