Voorzichtig drukt hij een kus op haar voorhoofd, veegt de haren voor haar ogen weg en kijkt haar lachend aan.
“Schat,” zegt hij, terwijl hij haar liefdevol aankijkt en zijn handen voorzichtig om haar nek plaatst.
“Dit maakt alles zo veel makkelijker.” De druk van zijn vingers wordt langzaam hoger en ze voelt hoe hij haar langzaam de adem beneemt.
Ze laat hem begaan, glimlacht terug en sluit haar ogen. Ze denkt zichzelf terug naar de goede tijden. Toen alles nog mooi en warm was. Boven op een berg met een bont gezelschap aan een lange tafel, zien hoe de zon langzaam onder gaat en de warmte van de dag overgaat in zwoele avondlucht. Eten, drinken, vuur en heel veel lieve mensen. Gelachen, genoten. Toen het nog goed was.
Ze maakt een gedachten-switch naar een besneeuwd eiland, waar ze samen door het verlaten zwart-wit landschap lopen. In stilte en perfect gelukkig. Een opvliegende vogelzwerm lijkt het enige levende om ze heen. De koude wind snijdt in het gezicht als ze over het strand wandelen. Zijn hand in de hare verwarmt genoeg om te denken dat ze de wereld voor altijd samen aan kunnen.
Ze denkt aan de ontelbare bezoekjes aan steden, het theater, het bos, restaurants. En ook aan hun flauwe grappen die niemand anders zou begrijpen. Aan hangen op de bank, samen wakker worden en nog een keer omdraaien. Het maakt haar gemoedstoestand rozig.
Zelfs de stress van de geboortes van de kinderen, de nasleep; ook dat alles kleurt roze in het avondrood. Ze voelt de trots weer die ze voelde toen ze de perfecte hummeltjes voor het eerst zag. Zij zijn het product van een rotsvast vertrouwen en wederzijdse liefde. Uit de tijd toen alles vanzelf leek te gaan. Toen alles makkelijk ging, ze samen moeiteloos de hobbels namen en er verder niks écht aan de hand was. Toen het leven nog uitgestippeld was. Samen oud worden was toen nog een vanzelfsprekendheid waar niks en niemand iets aan zou kunnen veranderen.
Behalve zij twee zelf. En de tijd.
Heel even wordt het koud. Ze bibbert. Ineens overvalt haar de eenzaamheid, het onbegrip, het missen. Het nooit goed genoeg zijn, de onzekerheid, zijn overheersende egoïsme en onverschilligheid. Niet uit onwil, maar uit onmacht. Hij is haar mooiweerman. De man van de hogedrukgebieden. De mooie, warme dingen konden ze altijd heel goed samen. Het zijn de lastige, kille tijden die het geluk de das omdeden.
De warmte van de herinneringen doet haar beseffen dat ze altijd van hem zal blijven houden. Dat er teveel is geweest om te haten en zeker ook veel teveel om door te gaan. Ze zal koesteren wat het gebracht heeft. De kou van nu sterkt haar geloof dat ze hier goed aan doet.
Wanneer ze haar ogen opent, is er niets. Niemand die over haar heen gebogen staat, geen vingers om haar nek. Niks.
Alleen het donker van de nacht en de warmte van haar eigen bed. En tegelijkertijd is er alles.
Ze weet dat het beter wordt. Ze gaat er zelfs langzaam in geloven. Het zijn liefdevolle, lastige, mooie, verdrietige tijden geweest. Voorzichtig voelt ze aan haar hals en slikt ze een brok uit haar keel weg. Ze lacht. Met regen die nu langzaam opdroogt op haar wangen en dikke druppels die nog bungelen aan haar kin. Eindelijk breekt de zon weer voorzichtig door op haar gezicht. Het afscheid valt zwaar, maar het allermooiste neemt ze mee.

bron: pixabay.com
Prachtig geschreven!!!
wat ontzettend mooi geschreven…. ik moet nu zelf ook even een brok wegslikken…