“Het begon best leuk.”
Mijn moeder vertelt door de telefoon over haar laatste date.
“Hij stuurde me allerlei berichten zoals: “Dag schat, ben je al weer veilig thuis aangekomen?” en “Slaap lekker, lieverd, ik denk aan jou.”
“Dat klinkt best wel intiem, ma. Hoe lang kende je hem toen?
“Oh, we hadden elkaar nog niet ontmoet, hoor. Maar we hadden een echte online-klik, ondanks dat onze levens heel verschillend zijn. Hij heeft namelijk gestudeerd en woont in een of andere grote villa.”
“Dus…?”
“Nou ja, ik heb hem meteen eerlijk verteld, dat ik in een klein flatje woon. In een volksbuurt. Maar dat vond hij écht HELEMAAL geen probleem…”
“Klinkt veelbelovend…”
“Wat zeg je? Ik hoor je bijna niet. De buurman van de overkant staat keihard te toeteren en te schreeuwen. Hij kan de straat niet uitrijden, omdat hier altijd iedereen zijn auto dubbel parkeert.”
“Hoe vaak hebben jullie elkaar inmiddels gezien?”
“Tot nu toe maar één keertje. Ik had hem bij mij thuis uitgenodigd. Het was gezellig, hoor, daar ging het niet om. We raakten niet uitgepraat. Ik heb hem alle verhalen over De Put verteld.”
“De put?”
“Een bijnaam voor Rotterdam Oud-Mathenesse. Wist je niet dat wij oorspronkelijk uit de put komen? Jij kan dan nu wel ergens in een sjieke buurt wonen, maar je komt gewoon uit de put, hoor.”
Mijn moeders stem klinkt triomfantelijk.
“Maar in ieder geval, híj kende het ook niet. Hij komt zelf uit een of ander saai gehucht in Drenthe. Daarom ging hij eens zitten googelen. Afijn, hij vond al snel informatie over Rotterdam. Over criminaliteit en zo. Hij schrok er echt van.”
“Dus toen die put open ging, kwam er een flinke rioollucht uit het afvoerputje, begrijp ik?”
“Ja, zoiets, ja. Het schijnt dat er afgelopen jaar ruim 51.000 misdrijven in Rotterdam zijn gepleegd. En er waren ook nog eens 215 autobranden.”
“Was hij met de auto gekomen?”
“Ja, en met wat voor een! Een hele sjieke. Dus hij ging telkens voor het raam staan om te kijken of zijn auto nog niet in de fik stond.”
“Dat klinkt niet echt lekker ontspannen…”
“Nee, verre van dat. Voor mij stond hij in ieder geval niet in vuur en vlam. Ondertussen ging hij van alles opzoeken. Wist jij dat een op de vijf Rotterdammers straatarm is? En dat ik eigenlijk in een soort getto woon? Afijn, dat beweerde hij.”
“Dat valt toch wel mee, ma?”
“Ja, dat vind ik ook. Het is hier altijd hartstikke gezellig. Iedereen kent elkaar en helpt elkaar. Wacht effe, die jochies schieten voor de zoveelste keer weer eens een bal tegen mijn ruit. Oh, gelukkig, de buurvrouw zegt er al iets van.”
Op de achtergrond hoor ik een schelle stem.
“Jongens! Opsodemieteren!!”
“Dus hij heeft de hele avond statistieken lopen bestuderen?”
“Ja, ter afleiding heb ik hem natuurlijk ook nog wel wat spannende anekdotes over deze buurt verteld. Bijvoorbeeld over die ene keer dat…”
“Hmm, dat zal best,” interrumpeer ik mijn moeder, “maar als ik het goed begrijp, is die arme man zich eigenlijk rot geschrokken. Hoe meer hij las en naar jouw verhalen luisterde, hoe meer hij van de kaart raakte?”
“Ik denk het. Hij kreeg daarna geen hap meer door zijn keel. Zonde, want ik had heerlijk gekookt.”
“Heb je nog iets van hem gehoord?”
“Jawel. De volgende dag kreeg ik een appje.” Mijn moeder leest voor: “Sorry schat, maar ik vond het echt vreselijk in jouw getto. Ik durf mijn auto daar niet meer te parkeren. Daarom wil ik onze prille relatie toch maar beëindigen. Jammer, want ik vond je een lieve vrouw. Het was een kortstondige, maar stormachtige verliefdheid.”
“Nou, díé zie je nooit meer terug, ma. Hoe meer hij naar jouw sensationele verhalen over de stad luisterde, hoe dieper die arme man in de put raakte.”

bron: pixabay.com 20869 (credits: user Publicdomainpictures)