Mijn lief en ik zijn in de bouwmarkt. Zo’n plek voor stoere, zwetende, sterke mannen. Overal vind je dingen. Dingen waarvan je het bestaan niet wist, maar die wel ergens voor dienen. Als ik zo’n ding aan mijn stoere, sterke man vraag, zegt hij zoiets als: “Oh, dat is voor in de dinges als je dinges hebt. En dan heb je dit en dan kan je dinges en dan komt het nooit meer los.”
“Oké, schat.”
Afijn, volgens de reclame heeft de Hornbach het grootste assortiment voor elke klus, ze hebben stoere, zwetende, sterke mannen in hun reclames én ze zijn uitverkozen tot beste bouwmarkt. Dat schept vertrouwen. We kunnen van alle dingen die we nodig hebben echter helemaal niets vinden.
Ik klamp een vakkenvuller aan. Hij is niet stoer, zweet niet en ziet er ook niet heel sterk uit, maar dat geeft niet; hij is vakkenvuller, dus hij weet vást waar alles staat. Op mijn vraag duikt hij nog verder het vak in, wappert met zijn hand en mompelt: “Weet ik niet. Dat moet u even op de bouwafdeling vragen.”
Hmm. Ik dacht dat we in een bouwmarkt waren. Dat is toch één grote bouwafdeling?
Na veel heen-en-weer lopen ben ik nog op zoek naar een vuller voor beschadigingen in een betonschutting en vraag dat aan een verlegen ogende medewerker (niet stoer dus, maar wel lief).
“Dat hebben we niet,” zegt hij stellig.
Een pad ernaast vind ik het zelf.
Nu hebben we alleen nog snelbeton voor de poeren nodig (heerlijk woord: poeren. Die koop je bij de poerenboer. Poeren. Poer. Poerenboer. Zalig! Ehm… waar was ik? Oh ja, snelbeton). Volgens mijn lief moet je die bestellen en afhalen bij de afhaalbalie. Op naar de afhaalbalie. We passeren onderweg een kapotte afvoerpijp die sloten water over de bouwmarktvloer uitstort. Er is altijd iets te doen.
Twee medewerkers hangen over de afhaalbalie. Niet stoer. Geen zweet. Niet sterk.
Ik vraag waar we het snelbeton kunnen halen. Beide mannen blijven hangen op de balie, vermijden ieder oogcontact en kijken zo verveeld mogelijk.
Jonge slungel: “Wee’k nie.”
Bierbuik tegen Slungel: “Luister even mee.” En tegen ons: “Drive-In.”
Lief: “En kan ik dat dan hier bestellen?”
Bierbuik: “Je kan daar pinnen.”
Lief: “En waar moet ik bestellen?”
Bierbuik: “Ja.”
Lief: “Moet ik dáár m’n bestelformulier invullen?”
Bierbuik: “Ja.”
Goed gesprek. Ik hoop dat Slungel goed heeft meegeluisterd.
In de drive-in is het erg krap voor onze bus met aanhanger, met name door het amateuristische volk dat midden in de paden geparkeerd staat, het liefst met de deuren van hun Audi of Volvo wagenwijd open. Op de kopse kant staat ook nog eens een heftruck overdwars geparkeerd, dus dat is vier keer steken voordat we van pad 2 naar pad 3 kunnen.
Bij de kassa ligt wederom een enorme plas water. Mijn lief verdwijnt er tot zijn enkels in. Dat geeft niet; hij heeft werkschoenen aan. Maar de man die daar achter op z’n bordeelsluipers staat, heeft een probleem. Maar ja, wie trekt er nu ook suède schoenen aan naar de drive-in van een bouwmarkt ?
Er hangt een poster bij de kassa met de vraag of ik wil stemmen, zodat Hornbach ook in de toekomst de beste bouwmarkt blijft.
Hm… Ik twijfel nog een beetje.
Ruim 1,5 uur bezig geweest voor maar een paar spullen.
Op mijn eigen man na geen enkele stoere, sterke man gezien.
Geen advies of ook maar enige hulp gekregen.
Twee keer door grote plassen water moeten waden.
Nee, dan kan ik alleen maar zeggen: Lieve Hornbach, ook voor jullie geldt: er blijft altijd iets te doen. Maak er jullie project van. Gewoon: niet denken, maar doen. Ka(r)ma-jaja-jippie-jippie-jee.

bron: pixabay.com 949768