“Je gaat toch wel met me mee?”
Verwachtingsvol kijkt mijn autistische buurjongen me aan. Hij is door zijn verhuurder voor de rechter gedaagd. Er zou sprake zijn geweest van stankoverlast, veroorzaakt door zijn katten. De eis van de tegenpartij is fors. Directe huisuitzetting, wat zou betekenen dat hij van de een op de andere dag dakloos zou kunnen worden, omdat hij geen familie of vrienden heeft, die hem kunnen opvangen.
“Henk gaat ook mee. Da’s die man, van WMO, die mij begeleidt.”
“Nou, vooruit dan, Sam. Misschien kan ik als buurvrouw nog wel een goed woordje voor je doen,” beloof ik twijfelend.

bron: eigen foto (LB)
Wanneer ik een paar dagen later haastig het gerechtshof binnenloop, zie ik Sam en zijn begeleider in een hoek van de ontvangsthal zitten. Omdat ik een eind door de stromende regen moest lopen, laten mijn natte kleren een druipend spoor op de glimmende vloer achter. Mijn kapsel is verwaaid en mijn zwarte mascara is doorgelopen. Ik zie eruit als een verzopen kat. Gelukkig is het er lekker warm.
Sam herkent mij meteen en zwaait enthousiast.
Hij draagt sjofele kleding en hij oogt grauw. Voor de gelegenheid heeft hij zelf zijn haar geknipt. Het resultaat is een gehavend kapsel, waaruit lukraak grote happen zijn genomen.
“Hoi, hoi,” begroet ik beide heren. “Is de tegenpartij er al?”
“Jazeker, de acteurs van Suits zijn inmiddels gearriveerd.”
Sam knikt naar links waar ik een grote, statige man, gekleed in een imposant zwart gewaad met een onberispelijk wit boord, ontwaar. Aan beide zijden wordt hij geflankeerd door twee beeldschone jonge dames in verleidelijke mantelpakjes, die onafgebroken en vriendelijk naar iedereen glimlachen.
“Oeps,” laat ik me ontvallen.
“Ik maak geen schijn van kans,” concludeert Sam bitter, “je ziet het, die verhuurder heeft niet alleen voldoende kapitaal om hele woonblokken van de sociale woningstichting op te kopen, maar ook geld genoeg om de beste advocaten in te huren.”
Al snel worden we naar binnen geroepen.
Uitgebreid gaat de rechter in op het dossier, dat de verhuurder jarenlang zorgvuldig heeft opgebouwd. Klachten van omwonenden, waarvan ik weet dat sommigen al eeuwen geleden zijn verhuisd. Maar ik ben toeschouwer en mag niets zeggen. De meest recente klacht betreft een constatering door de handhaving van twee kattendrollen in een kattenbak.
Ik zak onderuit en volg met een half oor de felle onderlinge discussie over de penetrante geur van twee drolletjes. Terwijl de tegenpartij de gedaagde probeert te bevuilen en de verdediger de kattenbak weer schoon probeert te praten, dwalen mijn gedachten af naar alle werkelijke problemen die zich momenteel in de wereld afspelen. Ik vraag me oprecht af waarom we hier in godsnaam zitten.
Dan normaliseert de rechter het onderwerp door de poepfase abrupt te beëindigen.
“Heeft iemand nog iets toe te voegen?” De rechter kijkt streng in het rond.
Nauwlettend probeer ik op haar gezicht enige emotie te ontdekken. Medeleven of een vorm van empathie, die erop zou kunnen duiden dat ze begrip voor Sams situatie toont. Maar de neutrale gezichtsuitdrukking van de vrouw geeft geen enkele aanwijzing betreft het te vellen vonnis.
“Ja, ik wil graag nog iets zeggen.”
Sams begeleider houdt een aangrijpend pleidooi om Sam niet zijn huis uit te zetten. Er zijn geen huizen. Ook zijn er momenteel geen opvangmogelijkheden voor daklozen omdat zelfs de nachtopvang overvol zit, benadrukt hij nog maar eens. En het wordt winter…
“Bovendien gaat het eindelijk stukken beter met hem, sinds ik hem begeleid,” besluit hij.
“Hij helpt me goed hoor!” roept Sam enthousiast. “Wanneer ik er mag blijven wonen, dan zorgt hij ervoor dat mijn gas weer wordt aangesloten!”
“Heeft u dan geen gasaansluiting?” Verbaasd buigt de rechter zich iets naar voren.
“Klopt, al bijna een jaar,” bekent Sam eerlijk. “Geen geld. Gelukkig is het nog niet gaan vriezen. En aan koud douchen raak je uiteindelijk ook wel gewend.”
“Een jaar lang geen gas?” herhaalt de rechter stomverbaasd. “Maar dat betekent dat de woning uiteindelijk in verval zal raken! Geen verwarming betekent schimmel, dat is funest voor het gebouw!” Terwijl ze haar bezorgdheid uitspreekt over de toekomstige staat van de woning, lijkt ze zich totaal niet te bekommeren om Sams barre leefomstandigheden en zijn onzekere toekomst.
Het is de tweede koude douche, waaronder Sam die dag mag staan.

bron: eigen foto (LB)