“Schat, kijk nu even! Het zou écht fijn zijn als je zou weten hoe het werkt.”
Met duidelijk zichtbare tegenzin stapt ze van de bank. Demonstratief gooit ze het kussen achter zich neer.
“Ik ben moe, moet dit echt nu?” vraagt ze pruilend. “Ik zit echt net,” vervolgt ze, zo mogelijk nóg zieliger.
Hij kan geen medelijden opbrengen: “Zoals ik al zei, het zou fijn zijn als jij ook weet hoe het werkt!”
“Maar… Waarom moet het nú? We hebben al zo lang zonder een alarm in dit huis gewoond, een dagje meer of minder maakt toch ook niet uit?”
“Jij wilde dit,” antwoordt hij geërgerd. “JIJ voelt je niet veilig omdat er twee dorpen verderop ooit een keertje is ingebroken. Wekenlang heb je aan mijn hoofd gezeurd.”
“Maar… ik ben écht moe.”
Tergend langzaam loopt ze naar hem toe.
Ze houdt haar kopje thee vlak voor haar gezicht met twee handen vast.
“Zet die thee nou eens neer. Als je even luistert, is ‘ie zo precies op drinktemperatuur. Zo lang hoeft dit niet te duren.”
“Maar ik heb het kouhoud! Dit warmt mijn handen zo lekker op.”
Hij negeert haar opmerkingen. “Kijk als je hier jouw tag langs haalt, dan gaat het alarm piepen en heb je nog genoeg tijd om de deur uit te lopen, dicht te gooien en…”
“Maar wat als ik iets vergeten ben? Heb ik dan nog tijd om terug te lopen en iets te pakken?” onderbreekt ze zijn uitleg.
“Dan moet je het alarm dus weer uitzetten, maar laat me nu…”
“Heb ik nog tijd om mijn lippenstift op te doen of een kam door mijn haar te halen?”
“Als je dat nu eens doet voordat je het alarm aanzet, hmm? Is dat misschien een idee?!”
“Dan zit het alarm op de verkeerde plek. Want de spiegel komt pas daarna.”
Hij bijt op zijn tong en stelt zich in gedachten voor hoe hij haar mond dicht tapet.
Extreem rustig en overduidelijk antwoord hij: “Hadden we het kastje maar beter buiten in de regen moeten hangen dan?”
“Je hoeft niet zo sarcastisch te doen. Ik snap ook wel dat dat geen optie is. Maar je moet toch zelf ook toegeven dat het niet heel erg praktisch is zo.”
Ze houdt haar hoofd schuin en kijkt hem in de ogen terwijl ze op antwoord wacht.
“GODVER!”
“Nou ja zeg, als je zo gaat doen, luister ik niet meer hoor. Je kunt ook gewoon normaal antwoord geven!”
Hij telt tot tien. Nog een keer. En… nog een keer.
De korte stilte wordt door haar verbroken: “Ja, ga je nu nog vertellen hoe het zit? Anders ga ik weer zitten, hoor. De HELE dag heb ik de benen onder mijn kont vandaan gehold. Ik kan mijn voeten nauwelijks meer voelen.”
Wéér die zielige piepstem, denkt hij.
Hij haalt diep adem:
“Sorry, maar we wonen niet in een villa. Het is geen kilometer lopen van het kastje naar de voordeur. Als je voor de spiegel staat en met je ene hand de lippen stift, kan je met de andere hand de tag er langs halen.”
“Natuurlijk, het is allemaal zooo makkelijk. Ik ga graag verzorgd de deur uit. Als ik mijn hele gezicht onder de lippenstift heb zitten, wil jij óók niet naast me lopen.”
“Kunnen we nu gewoon even verder gaan? Dit is écht de meest zinloze discussie ooit.”
“Je neemt mij niet serieus. Maar… ga gerust verder!” Ze rolt, als een vorm van stil protest, met haar ogen.
“Als je binnenkomt hoor je het alarm piepen en dan haal je jouw tag ook weer langs het kastje. Stopt het piepje, is het alarm uit. Als het alarm afgaat…”
“Niet zo snel. Heb ik tijd om eerst de boodschappen naar binnen te brengen, als ik die bij me heb. Met beide handen vol kan ik natuurlijk geen tag langs het kastje halen.”
“Jij ziet ook óveral problemen, of niet?”
“Hoe zie jij dan voor je dat ik dat doe? Moet ik de tag soms tussen mijn tanden klemmen en dan al stuntelend langs dat ding halen? Lekker handig.”
Vol verbazing kijkt hij haar aan.
“Wat kijk je nu? Dat is echt een probleem. Zul je net zien dat alles op de grond valt en dat ik daarna kapotte eieren van de grond kan gaan dweilen.”
Ze kijkt verontwaardigd naar haar man: “Daarna moet ik natuurlijk wéér naar de winkel! Echt een hele uitkomst zo’n alarm.”
“WEET JE WAT?!” schreeuwt hij vlak voor haar gezicht, “IK RUK DAT KLOTE-KASTJE WEL WEER VAN DE MUUR!”
Ze zucht eens diep. “Gaan we weer zo doen? Ik mag toch wel gewoon wat vragen?! Ga je me nog vertellen wat ik moet doen als dat ding begint te loeien?”
Hij pakt het installatieboekje en legt het boven op haar – niet meer stomende – kopje thee.
“Hier, lees dit maar. Alles staat er in.”
Ze draait zich om en loopt richting de bank: “Had die dan gelijk gegeven, dan had ik niet op hoeven staan. Ik kan namelijk óók lezen.”
Als ze op de bank ploft, hoort ze een lange en onbekende piep. Nét voordat de voordeur dichtslaat.