Mijn date (a.k.a. geliefde, a.k.a. ja, wat is het nu eigenlijk… Vriendje? Ja, toch wel een beetje) belt me om half vijf op. “Hoi lieffie, ik was voor werk in de buurt vandaag en rij nu vlak bij jouw huis. Zal ik gezellig bij je komen eten? Dan kan ik ook meteen je kinderen eens ontmoeten. Vind je dat leuk?”
Mijn hoofd schreeuwt keihard: “Nee!!” Mijn hart stopt een moment en ik voel de grond onder me wegzakken. Maar uit mijn mond komt: “Euh, ja, leuk!”
Ik zoek intussen verwoed in mijn grijze massa naar een plausibel excuus en ben dankbaar voor mijn: “Oh nee, sorry, ik eet pasta met kip vandaag en jij bent vegetarisch.”
“Oh nee, kip lust ik wel. Is goed. Gezellig. Zie je me zo met twintig minuten”.
WTF? ‘Kip lust ik wel?’ Vegetarisch my ass, dus. Gewoon een moeilijke eter. Heb ik weer. Ik hang op zonder wat te zeggen en staar een moment wezenloos naar mijn telefoon. Tijd om een andere kutsmoes te bedenken om terug te krabbelen heb ik niet. Ik graai een stofdoek, en de stofzuiger en gil naar boven naar mijn meiden dat Jack komt eten en smeek of ze zich normaal willen gedragen. Erg vinden ze het niet, ze zeuren er al drie weken om. Ik heb de boot afgehouden. Tot nu dus. Moment van de waarheid. Jezus, wat ongemakkelijk. Waarom zei ik niet gewoon nee? Sorry, maar ik vind het te snel?
Ik sjees met de stofzuiger als een gek door de woonkamer en de gang. Flikker een scheut glorix in het toilet, wat uiteraard mis gaat. Shit! Shirt uit (kan in de vuilnisbak) en ander shirt aan en compleet verhit met stresslevel in standje max lig ik op de eerste etage door mijn slaapkamer uit het raam te gluren. Vier minuten voelen als een half uur als ik hem de straat in zie rijden.
Zo nonchalant mogelijk open ik de voordeur en krijg naast die heerlijke smile meteen een lange kus.
Als ik de trap hoor kraken, ruk ik me verschrikt uit zijn omhelzing en sta hopeloos ongemakkelijk te kijken naar hét moment van kennismaking. Alsof het de normaalste zaak van de wereld is, lopen mijn meiden daarna door naar de woonkamer en gaan vrolijk door in hun dagelijkse routine. Jack volgt me en bekijkt vol enthousiasme mijn “gezellige” woonkamer en komt dan achter me aan naar de keuken.
“Dat ruikt lekker,” zegt hij, wijzend op de grote pannen op mijn fornuis.
“Dank je,” stamel ik, “het is bijna klaar.”
Jack pakt de pot met koekjes die op mijn aanrecht staat, draait de dop eraf en pakt er een koekje uit. “Mmm lekker, ik ben een zoetekauw,” grijnst hij met zijn mond vol koek. Hij ziet er schattig uit zo. Ik glimlach en ben gelukkig inmiddels iets meer relaxed.
Het is gezellig aan tafel, ook al voel ik me nog steeds totaal ongemakkelijk. Ik ben dit niet gewend. Sophie vraagt hem het hemd van het lijf en Roos kijkt toe in stilte (voor de storm, vrees ik).
Na het eten duiken mijn meiden weer naar hun holen op de eerste etage en maak ik een kop thee voor ons beiden. Ik voel me een vreemde in mijn eigen huis en zeg hem dat ik zo helaas weer aan het werk moet. Hij zit ontspannen onderuit en na de kop thee bedankt hij me voor de lekkere maaltijd (de schat, zo lekker was het niet) en loop ik met hem mee naar de voordeur. Hij roept mijn meiden gedag, die op hun beurt hun neus bovenaan de trap laten zien en hem een “tot volgende keer, Jack” toewerpen.
Als ik na een vluchtige kus (stel je voor dat mijn meiden het horen of zien…) de deur in het slot laat vallen, drapeer ik mezelf met een diepe zucht op de bank. Sophie komt als eerste beneden. “Hij is leuk, mam! Sowieso wel leuk om een man in huis te hebben.” Ik glimlach en zeg haar eerlijk dat ik het ook wel heel erg spannend vond. “Hoeft niet, mam, komt helemaal goed”.
Roos komt een uur later. Een beetje beteuterd. “Mam, ik vind m wel leuk hoor, maar ik vind het ook wel heel gek.” Ze geeft aan dat ze het een heel vreemd idee vindt dat er een vreemde man in ons huis was. “Maar hij is wel heel aardig. En grappig,” gooit ze er achteraan. Roos moet altijd overal aan wennen, dus ik maak me vooralsnog geen zorgen.
“Komt hij het weekend weer?” vraagt ze dan ineens.
“Nee lieverd, ik ga zaterdagavond naar hem toe, dan zijn jullie allebei weg”.
“Maar ik wil hem óók zien,” protesteert ze. Ik geef aan dat er nog genoeg dagen volgen. “We doen het rustig aan.”
“Nou, niet té rustig, want ik vind het toch wel heel leuk en dan kan ik sneller wennen. En dan moet ik er alleen even aan denken dat ik niet zomaar in mijn ondergoed beneden kom, of zo.” Ik stel haar gerust dat hij hier echt nog niet dagelijks komt bivakkeren en heus niet zomaar onverwacht op de bank zal zitten, zonder overleg vooraf. Ze geeft me een knuffel en een kus. “Komt goed, mam!”

bron: pixabay.com 1777859